Emeraude

Met de bouw van de Emeraude had men de bedoeling om enerzijds prioritair de postmaalboten bij te staan en anderzijds ook in de haven een staatsschip voorhanden te hebben dat als sleper en reddingschip kon fungeren om zo de schepen die voor de Belgische kust in de problemen kwamen te kunnen bijstaan. In het verleden had een van de drieling  (Diamant, Topaze en Rubis)  al dikwijls moeten bijspringen om schepen in nood voor de kust te helpen en naar een haven te slepen. De Emeraude was op dat vlak beter voorzien en sterker gebouwd. Het kreeg bijzonder solide Messrs machines van 100 PK gebouwd door Ravenhill, Salkeld and Co en behaalde slechts een snelheid van 12 knopen. Ook werd er geen vaste bemanning voorzien. Het waren de ploegen van de drie andere schepen die de taken met de Emeraude moesten uitvoeren.

Het schip werd gebouwd op de voormalige scheepswerf Ditchburn & Mare dat in 1855 wegens faling overging naar Thames Ironworks.  Begin maart 1859 kon het schip worden geleverd. Het was commandant Picard die met zijn bemanning van de Topaze naar Londen vertrok om het schip op de Thames te gaan testen. Bij die test kwam de Emeraude op de Thames in aanvaring met een Amerikaanse stomer en moest terug in het droogdok voor herstellingen. Het was pas op 12 maart dat commandant Picard in de haven van Oostende met de Emeraude kon aanleggen. Er werd direct opgemerkt dat het schip twee schouwen had. Voor de eerste vier maanden na oplevering had de scheepswerf uit Londen een mecanicien aan boord geplaatst om de goede werking van het schip te garanderen.

Op 20 maart 1859 werden er proeven georganiseerd om het schip als sleper uit te testen. Het was deze maal de bemanning van de Diamant met commandant Hoed die de taken moesten uitvoeren. De Emeraude moest vier schepen die toch de haven van Oostende moesten uitvaren naar Engeland telkens tot aan de rede slepen. Het waren de stomers Prince Philippe, Rosalie, Diamant en Van Eyck die naar buiten werden gesleept. Dat dit veel belangstelling had hoeft geen betoog. De bemanningen van de gesleepte vaartuigen juichten en zongen zeemansliederen terwijl de operaties plaats vonden en de haven werd uitgevaren.
Omdat de Diamant in herstelling moest deed de Emeraude al zijn eerste reis naar Dover op 27 maart 1859 en nam 15 reizigers mee. In de Engelse krant, de London Evening Standard van 2 april wilde men over die eerste reis toch wat kwijt. De Emeraude had de eerste reis gedaan in zes uur in gunstige omstandigheden. Terwijl de meest nieuw gebouwde stomers er in die tijd al in slaagden om de overtocht in soms 4 uur te maken. De scheepsbouwer voegde er aan toe dat ze het schip gebouwd hebben maar niet hebben ontworpen.

Op 2 mei 1859 kon de Emeraude al de Diamant naar Cockerill slepen voor herstellingen. Die zomer werd het schip meerder malen ter beschikking gesteld van de Koninklijke familie of de Koning zelf. Op 6 oktober mocht de Emeraude de Graaf van Vlaanderen begeleiden voor een reis naar Dover met heel wat hoog geplaatsten aan boord. Op de terugreis werd de Koninklijke Hoogheid via Vlissingen naar Rotterdam gebracht om  aanwezig te zijn op de inhuldiging van de spoorwegen en wat later naar Amsterdam te reizen om de Koninklijke familie te ontmoeten.

Op 9 november 1859 deed de Emeraude een reis naar Dover in zeer slechte weersomstandigheden. Ze was vertrokken om 18u30 en geraakte niet aan de Engelse kust. Maar door de extreme W-ZW storm diende ze naar Oostende terug te keren. Eind november geraakte een Belgische driemaster, de Joseph, ten oosten der haven vast. Daarbovenop geraakte naast dit schip een tweede driemaster Amphitride gestrand dat door de sterke stroming werd gegrepen. Commandant Hoed probeerde om met de Emeraude in de namiddag de Amphitride vlot te krijgen maar diende terug te keren in de haven zonder enig succes.

Begin maart 1860 geraakte een Engelse poststomer in moeilijkheden. De Garland kwam net voor de haven van Oostende wanneer de machine uitviel. Ze dient voor de rede aan de stroombank het anker uit te werpen. Er waren zeventien reizigers aan boord waaronder ook kinderen. Door het slechte weer kon vanaf de wal geen hulp met reddingsboten  gestuurd. Toen de kapitein de noodvlag hees en dit door de seingever werd opgemerkt, stuurde dhr. Petit van het Zeewezen de Emeraude ter hulp. Die kon de Garland in de haven binnen slepen. Met regelmaat maakten de Engelse postdragers vertragingen door mankementen. Dat begon wel de nodige irritatie op te wekken.

In mei 1860 mocht de Emeraude al naar Cockerill Antwerpen voor herstellingen.
In de nacht van 4 op 5 mei 1861 omstreeks 04u00 in de morgen strandde een Engelse driemaster Panama  buiten Vlissingen ter hoogte van de Paardemarkt. Het schip kwam uit Livorno geladen met marmer blokken en gevarieerde lading voor Antwerpen. Door het slechte weer moest de 12 koppige bemanning het schip verlaten omdat men zware schade aan het schip verwachtte. De Emeraude ondernam de volgende dagen samen met andere stomers uit Oostende en Antwerpen tevergeefs diverse pogingen om het schip vlot te kunnen trekken. Omdat het schip water maakte en eventueel vlot te kunnen trekken moest een deel van de zware lading er kunnen afgehaald. Dank zij het kalme weer kon op 21 mei worden gestart met een ander stoomschip en het afhalen van een deel van de lading. Tegen de 24ste mei kon de Panama terug vlot gemaakt en in dieper water gebracht. Tegen de avond kon de Emeraude de Panama in Antwerpen binnen brengen. Later kreeg commandant Picard nog een gouden uurwerk en commandant Helin een verrekijker van de verzekering voor de geleverde prestaties.
Het was duidelijk dat de bijdrage van de staatsstomer als hulpschip heel belangrijk is geweest in de berging van de Panama. In Antwerpen wees men op het tekort aan sleepboten op de Schelde om dergelijke reddingen te kunnen uitvoeren. Het was dus een overwogen beslissing van de regering om de Emeraude met het oog op dergelijke taken te laten bouwen.

In 1862 deden de Belgen slechts een deel van de postverbinding met Dover met drie schepen (de Emeraude werd hier niet meegerekend) Er was een afvaart die telkens om 19u00 op zondag, dinsdag en donderdag uit Oostende vertrok en tijdens de nacht uit Dover op dinsdag, donderdag en zaterdag met de bedoeling om de posttrein van 07u15 in Oostende te halen. Op de andere dagen werd de post behandeld door de Engelse firma Churchward. De Belgische boekhouding vertoonde gunstige cijfers voor 1861. Voor het vervoer van reizigers en kleine pakketten waren de inkomsten 109 500,86 Fr en voor het vervoer van post was dat zelfs 292 592,60 Fr. In totaal 402 093,46 Fr. Daartegen waren de uitgaven slechts 296 380,00 Fr. Een winst van 105 713,46 Fr.
Het was daarom dat de regering  in 1862 besliste om een kleinere stomer als sleepboot te bouwen om de Emeraude bij te staan of te vervangen bij taken waar geringere diepgang noodzakelijk was. Ook voor bijstand in Antwerpen. Maar er was meer aan de hand. In de Kamer ontstond een ernstig debat en in de zitting van 4 april 1862 werd budget gevraagd voor de aankoop van een vijfde stomer van 160 voet en 160 pk voor de postlijn en de bouw van een kleine stoomsleper van 100 voet met 90 pk voor bijstand aan de kust en de Schelde.  Om de postverbindingen te waarborgen waren reeds in 1863 bijkomende stomers gehuurd om de dagdiensten te kunnen verzorgen. Het waren de Scud en de Princesse Clementine. Later in 1864 werd de John Penn door de Belgen aangekocht en hernoemd naar La Perle.  Engeland en Duitsland vroegen immers een grotere frequentie van postverkeer. Een oplossing om het vervoer van post te verbeteren en efficiënter te maken was het invoeren van een dagdienst waarmee tot 12 uur tijd kon bespaard. Het was al een tijdje onrustig in het vervoer van post. Het Engelse deel werd door een bedrijf Churchward gedaan maar deze verloor zijn reputatie. Churchward was een krantuitgever, ondernemer  en politicus in Dover. Dat jaar werd hij echter politiek afgerekend wegens verkiezingsfraude gepleegd in 1859. Neem daarbij de povere uitvoering van zijn taak inzake postverkeer tussen Oostende en Dover en conditie van zijn vloot en dat motiveerde de Belgische overheid om alles in het werk te stellen volledig de taken van postverkeer tussen België en Engeland te kunnen overnemen. Het contract van Churchward liep immers af einde 1863. Vandaar de nood aan bijkomende schepen.  De drieling kon de taken inzake bedrijfszekerheid niet meer volledig aan en uitbreiding was noodzakelijk. Tevens werd de Emeraude meer voor reddingen en aan Antwerpen toegewezen voor de taak als sleper en bijstand.  Dit terwijl de opdracht van Churchward deels werd overgenomen door de London Chatham & Dover Railway Company en deels door de South East Railway Company.

De Emeraude kon op  21 oktober 1862 opnieuw zijn vakmanschap bewijzen bij de redding van een Engels schip in nood. De Sir Allan Mac Nale uit Newcastle met kapitein Brodey onderweg naar Quebec met een lading hout. Het schip van 769 ton was tijdens slecht weer aan de Engelse kust voor Deal voor anker gegaan omdat de kapitein aan de wal zou kunnen om materiële hulp te vragen en aankopen te doen van de nodige kettingen en ankers. Tijdens zijn afwezigheid versterkte de N-NO storm en het schip brak zijn mast, verloor het  anker en kettingen waardoor het op drift ging. Ter hoogte van de banken Duinkerke liep het vast en werd door de hevige golven aangevallen waardoor het begon water te maken.  Er waren 29 mensen aan boord die de grootste angsten ervaarden. Een schip in nood zonder kapitein.
Commandant Claeys was om 01u00  uit Dover vertrokken en zag omstreeks 03u45 ter hoogte van Duinkerke het vaartuig dat noodsignalen uitzond met allerhande middelen. Cdt Claeys draaide onmiddellijk bij om zich onder de wind te plaatsen en zag de erbarmelijke toestand. Het schip dreef op zijn eigen lading tussen de banken en kon op elk moment breken bij het raken van een bank. Hij zag dat de zeilen gescheurd waren en de mast gebroken. Het was dus meer een zaak om de opvarenden te kunnen redden maar de zee was te onstuimig om de reddingsboten uit te zetten. Hij navigeerde langs het schip in nood en kon zich onder de wind langsheen de Sir Allan Mac Nale plaatsen. Hij riep naar de bemanning om een reddingsboot uit te zetten. Maar dit ging zo traag en moeilijk dat de Emeraude telkens door de hevige wind tot driemaal toe gevaar liep om het schip te raken. Wanneer het toch lukte om dicht te komen kon er zes mannen uit de reddingsboot aan boord van de Emeraude worden genomen. De zes mannen vroegen aan de commandant Claeys wat ze doen moesten omdat hun schip onder water stond. Ze wisten te melden dat er 26 mensen aan boord waren waaronder één vrouw met twee kinderen en dat ze maar één reddingsboot hadden om te evacueren. Commandant Claeys kon enkele mannen overtuigen om terug te keren met de reddingsboot en te proberen de mensen te redden. Vooral eerst de vrouw met haar kinderen.  Hijzelf zou alles in het werk stellen om ook een grote reddingsboot buiten te zetten en bijstand te geven. Het was bootsman Campana met twee matrozen die de reddingsboot van de Emeraude  bemanden.  De drie mannen keerden terug naar de Sir Alan Mac Nale terwijl de andere 2 aan boord van de Emeraude bleven. Ze kwamen opnieuw terug met vijf mensen van de bemanning. Omdat de Emeraude terug te dicht lag moesten ze de reddingsboot terug hijsen zodat deze niet werd beschadigd.  De Emeraude moest zich opnieuw positioneren onder wind om de redding te kunnen verder zetten. Deze maal kwamen de mannen van de Sir Alan Mac Nale terug met 4 mensen waaronder de dame met haar kinderen. De reddingsboot keerde nogmaals terug en kon de rest van de bemanning redden.
Het schip lag precies op de Ruytingen bank waar op dat moment 4,5 vadem of zo’n 8 meter water stond. De zee was enorm wild en de golven zeer krachtig wat de redding moeilijk en zwaar maakte. Bij het binnenhalen van de laatste reddingsboot met 8 man sloeg de boot tegen de flank van de Emeraude en brak. Commandant Claeys gaf bevel om alle lijnen in zee los te gooien en de opvarenden konden nog met veel moeite worden gered. Velen werden hierdoor gekwetst op het moment toen  de reddingsboot werd vernield. In totaal duurde de redding 3 uren tot het moment wanneer commandant Claeys kon van de Sir Alan Mac Nale wegvaren. De mensen waren uitgeput maar gered van een vreselijk dood. Omstreeks 10u00 in de morgen kwam de Emeraude in Oostende aan. De gekwetsten werden verzorgd en opgevangen. Onder deze waren twee mannen van de bemanning die zwaar verbrand waren door het gebruik van poeder voor het geven van de noodsignalen. Ook stond de Engelse Consul Curry klaar in Oostende voor de opvang van zijn landgenoten. Het stormweer bleef nog dagen op de kust inbeuken en ontregelde de scheepvaart ernstig. De bemanning van de Emeraude met commandant Claeys ontving alle eer en lof voor de daden die ze hebben verricht bij de redding van de bemanning van de Sir Alan Mac Nale. Een staaltje zeemanskunst mag gezegd. De elfjarige prins Arthur, zoon van Koningin Victoria kwam zelfs persoonlijk commandant Claeys bedanken en gelukwensen. Bootsman Campana en matrozen  Joseph Huyghe en Pieter Schuysen mochten een gouden medaille ontvangen. Zij waren de dapperen die de reddingsboot van de Emeraude hebben bemand voor de gevaarlijke reddingsoperatie.     

Het gebeurde ook dat de Emeraude zelf door het zware stormweer werd gehinderd. Op 4 december 1863 kwam commandant Gérard rond 16u00 voor de haven tijdens een buitengewoon onweer en werd door de zware golven bij het pas invaren van de haven door een reusachtige golf achter het oost-staketsel werd geworpen. Door de aanhouden golven vreesde men dat het schip op het strand zou worden geworpen. Toch wist de commandant behendig een maneuver uit te voeren waardoor het schip terug in zee kon gebracht en zo de haven binnen varen. Op de dijk stond een menigte toe te zien hoe het schip uit deze benarde situatie werd gehaald. Een ander schip “Volonté de Dieu” die ook de haven binnen wilden en dezelfde behandeling van de golven kregen, werden meedogenloos op het strand gegooid. Vier mannen konden nog in een boot springen en het strand halen, maar de andere konden het niet meer halen wegens de zware golven. De reddingsdienst moest drie pogingen ondernemen om de rest van de bemanning te redden. Terwijl ze aan de loods zelfs de reddingsboot wilden te water laten waaide het dak af en werden twee mannen gekwetst.      

Op 18 april 1864 had commandant Helin het bevel over de Emeraude wanneer die tijdens de nacht uit Dover terug kwam en ten oosten van Nieuwpoort in aanvaring kwam met een visserssloep uit Blankenberge. Het was de vissersboot 17 van de reder Hillewaert. De sloep had geen signalisatie waardoor het niet werd opgemerkt. Er waren 4 mensen aan boord waarvan er twee door de bemanning van de Emeraude niet konden worden gered. Onder de verdronken jonge mannen bevond zich ook de zoon van schipper Hillewaert. Later verklaarde de schipper dat hij inderdaad geen licht had en een verkeerd maneuver had uitgevoerd om de Emeraude te kunnen ontwijken. Hillewaert werd later door de rechtbank schuldig bevonden.

In augustus 1865 mocht de Emeraude samen met de Belgique als Belgische vertegenwoordigers aanwezig zijn op het waterfeest in Cherbourg. Uiteraard waren beide vaartuigen goed bemand. Uit Frankrijk en Engeland waren diverse oorlogsbodems aanwezig van de marine. Op de Belgique waren zelfs een twintigtal cavalerie officieren volledig uitgedost als vertegenwoordiging voor de Belgische krijgsmacht. Men vond dat België zich daar belachelijk maakte omdat nog niet zolang geleden de Koninklijke marine in 1862 had afgeschaft.

Einde 1865 waren er wat kosten aan de Emeraude en vroeg de minister wat kredieten aan voor de vloot. Voor de Emeraude werd in eerste instantie 15 000 Fr. gevraagd. Enkelen maanden later vroeg men een bijkomend krediet van 40 000 Fr. om de Emeraude aan te passen om de snelheid te verhogen. He postvervoer moest sneller worden.

Op 21 september 1866 werd een Frans zeilschip, de Voltigeur geladen met hout ten westen van Duinkerke door een onbekend vaartuig overvaren. De Voltigeur werd zwaar beschadigd en het aanvarende schip zette gewoon zijn weg verder ondanks het geroep van de bemanning. Commandant Helin kwam op dat moment terug uit Dover en kon de Voltigeur op sleep meenemen naar Oostende. Voor de rede werd het schip gelost en ten anker gelegd zodat de Emeraude eerst kon binnen varen en de post en passagiers in zijn thuishaven lossen. Zodra dit was gebeurd vertrok Cdt. Helin terug naar buiten om de Voltigeur te gaan halen en binnen te slepen. 
Enkele dagen later wilde de Koning een zeetocht maken met Cdt. Petit, chef van het Zeewezen. Commandant Helin kon opnieuw vertrekken om 14u30 voor een zeetocht richting Blankenberge. Om 17u30 waren ze terug. Was het uit nieuwsgierigheid om in detail het verhaal van de recente redding te horen? Niemand zal het weten.   

Het daaropvolgende jaar werden bij Koninklijke besluiten het bevel op de Koninklijke stomers van de staat benoemd en wat verschoven. In het besluit van 22 februari 1867 werd volgende officieren tot bevelhebber benoemd:

In een besluit van 16 september 1867 werden volgende officieren benoemd:

Na deze verschuivingen stoomde de Emeraude nog enige tijd ongestoord verder op de Oostende-Dover postlijn in vervanging wanneer plots na maart 1870 nog weinig op Dover werd gevaren. In de havenbewegingen van Oostende zien we de Emeraude niet meer uitvaren naar Dover of aankomen met post en reizigers. De vloot was groot genoeg om de postdienst te verzekeren en de Emeraude kon verder ingezet worden voor taken als solide sleper in Antwerpen op de schelde. De Emeraude werd van de Oostende-Dover lijn weggehaald. Het solide schip heeft nog vele jaren dienst gedaan voor de overheid.

Bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog in 1914 lag de Emeraude in Antwerpen en hebben de militairen het schip als blokschip gebruikt. Later na de oorlog is het schip in 1921 opgeruimd. 
 

Ordering the built of the built of the Emeraude there was a double objective. On one side in the first place prior to replace the mail steamers and second to operate as a tug and support vessel for the government that could be at hand in case ships got into problems in front of the Belgian coast. The triplets (Diamant, Topaze and Rubis) had often sailed out to support vessels in need and to tug them into a port. The Emeraude was designed and built better as a solid and stronger ship. It got a special strong Messr 100 HP engine built by Ravenhill, Salkeld and Co. to come to a speed of 12 knots. There was not a permanent crew on board. One of the other crews from the Diamant, Rubis or Topaze had to be order to operate the ship in case of an operational task for the Emeraude.

The ship was built by the yard Ditchburn and Mare which was taken over by Thames Ironwork due to bankruptcy. The vessel could be delivered early March 1859. It was captain Picard and his crew from the Topaze which left for London in order to test the vessel. During the test the vessel had a collision with an American vessel and had to return to drydock for repairs. So the Emeraude arrived the port of Ostend on the 12th March 1859 when captain Picard could berth the vessel in its home port. It was noticed the new vessel had two funnels this time. The  London yard had placed an engineer permanently on board for the first four months after the ship was handed over to the Belgians in order to guarantee the stable operation of the vessel.

On the March 20 the vessel was to perform some tests in the port of Ostend. This time is was the crew from the Diamant which had to perform the test with captain Hoed. The Emeraude had to tug four ships out of the port of Ostend which were leaving for England. It were the steamers Prince Philippe, Rosalie, Diamant and Van Eyck which were tugged out of port. It has not to be said that this could be followed by many enthusiastic spectators. The crews on the vessel being tugged were cheering and singing sea men songs while being tugged out of port.

Because the Diamant had to undergo some repairs the Emeraude made its first trip to Dover on the 27th March 1859 and took 15 passengers. In the English newspaper “The London Evening Standard” on the 2nd of April it printed with a sense of mockery. The Emeraude had made its first trip in 6 hours in favourable circumstances while most steamers in those days could make the trip in four hours. The ship builder added they built the vessel but did not design it.       


On the 2nd May 1859the Emeraude could tug the Diamant to Cockerill Antwerp for repairs.  That summer the Emeraude was put many times at the disposal of the Royal family or for the King itself.
On the 6th October the Emeraude could bring the Count of Flanders to Dover with a large number of high placed persons on board. On the return voyage they brought the count to Vlissingen and Rotterdam for the inauguration of a railway in Holland. And after that to Amsterdam to meet the Dutch Royal family .

On the 9th November the Emeraude had to perform a trip to Dover with bad weather.  She left at 18.30 hrs but did not succeed to approach the English coast due to the extreme W-SW storm and had to return to Ostend. By the end of November a Belgian three mast vessel stranded East of the port. Sometime later a second three mast vessel, the Amphitride also stranded due to the severe current beside the Belgian vessel. Captain Hoed tried to get the vessel drifting again with the Emeraude but did not succeed and had to return to port.

Early March1860 a English mail steamer got into trouble. The Garland arrived just in front of Ostend port when its engine stopped. She had to drop anchor in front of the port. She had 17 passengers on board. Amongst the some children. Due to the bad weather help with life boats could not be send out. When the captain displayed his flag for emergency; Mr. Petit from the Belgian Marine sended ou the Emeraude for help. The Emeraude could tug the Garland safely into port. On a regular basis English mail steamers started to get problems which was creating more and more irritation.

The Emeraude needed to go to Antwerp Cockerill for repairs in May 1860.
In the night on 4 and 5th May 1861 an English three mast vessel Panama stranded outside Vlissingen near the lightship Paardemarkt. The vessel came from Livorno loaded with marble blocks and various load for Antwerp. Due to the bad weather the 12 men counting crew had to abandon the ship as heavy damage was expected to the vessel. On the next few days the Emeraude and other steamers attempted several times to get the vessel afloat again. As the vessel was making water and in order to get it floating again part of the heavy load had to be taken from the ship. Thanks to the nice weather by 21th May  they could start with other steamer to get some part of the load transferred. By the 24th they could finish the job and the Panama could be tugged afloat in brought into deeper water. By the evening the Emeraude could bring the Panama into Antwerp port. Later captain Picard was given a golden watch and captain Helin an binocular from the insurance for the efforts made to rescue the Panama. It was clear that this contribution from the Belgian steamer from the State as a rescue ship was very important in the rescue of the Panama. Antwerp port brought to the attention the need and shortage of tug boats on the river Schelde in order to be able and assist in case of emergency. It was indeed a well-considered decision from the government to have built the Emeraude for this purpose.

In 1862 only a part of the postal services were performed by the Belgians using three ships. The Emeraude was not included. There was a departure at 19.00 hrs on Sunday, Tuesday and Thursday leaving Ostend and during the night from Dover on Tuesday, Thursday and Saturday with the intention of catching the early morning postal train at 07.15 hrs. On the other day the postal service was handled by the English firm Churchward. The Belgian company results were showing a profit in the year 1861. For the transport of passengers and small parcels an income of 109 500,86 Fr. could be generated and for postal transport even a sum of 292 592.60 Fr. Witch makes a total of 402 093.46 Fr.  The operational expense was 296 380,00 Fr. so a profit of 105 713,46 Fr was the result. That was the reason why the government decided to ask for budget and order a new mailboat vessel and a smaller tug boat with a smaller draft to assist the Emeraude in its rescue tasks. Also for Antwerp. But there was more. A serious debate developed in Chambers on the 4 April 1862 when the budget was requested to order the new 160 foot – 160 HP mail steamer and the small 100 foot – 90 HP tug boat for the Belgian coast and river Schelde Antwerp. In order to keep the agreed postal services and day services operational the Belgian government had already leased extra vessels, the Scud and Princesse Clementine. Later in 1864 the John Penn was bought and renamed La Perle. England and Germany asked for more frequent postal connections. A solution was to organise extra day services which could improve the postal services and gaining 12 hours in handling. It was also a bit restless on the UK side as the company Churchward was starting to lose its reputation. Churchward was a newspaper publisher, entrepreneur and politician in Dover. That year he got into to severe problems due to election fraud in 1859. Add to that the poor exploitation of its postal service to Ostend and the condition of its fleet. And that motivated the Belgian government to try and do everything possible to get the full postal services between Ostend and Dover under its control. Also the Churchward contract ended by the end of 1863. That explains the need for extra vessels. The triplets could not coop with the demand and expansion was necessary. The Emeraude was more and more given tasks to assist as tug boat and rescue tasks. While Churchward tasks were partly taken over by the London Chatham & Dover Railway Company and the South East Railway Company.

The Emeraude could again prove its skills on the 21 October 1862 with the rescue of an English vessel in need. The Sit Allan Mc Nale from Newcastle and captain Brodey were underway to Quebec with a load of wood. The 769 ton vessel stopped and anchored in front of the English coast near Deal as the captain could go ashore to buy goods like anchor chains etc… While the captain was on the shore and absent the N-NE storm developed very bad and the ship broke its mast, went through its chains and started to drift. Near Dunkirk banks it stranded, was under heavy attack from the sea waves and started making water. There were 29 people on board which experienced frightful moments and panic as there was no captain.
Captain Claeys left Dover at 01.00 hrs and saw around 03.45 hrs. near Dunkirk a vessel sending destress signals with all sorts of means. Captain Claeys turned immediately and tried to place his ship under the wind. Then he saw the terrible situation. The Sir Alan Mc Nale drifted on its own load and could break at any moment hitting a sandbank. All sails were severely damaged and the mast broken. It was the mission to rescue the people on board but the sea was so severe and wild to put out a lifeboat. Captain Claeys could navigate along the Sit Alan Mc Nale and bring the Emeraude alongside and under the wind. He shouted to the crew from the Sit Alan Mc Nale to set out its lifeboat. But this was so difficult and slow the Emeraude got up to 3 times in a position were she could hit the ship and create damage. When it eventually succeeded with the lifeboat the Emeraude could take six crew members on board. The crew asked captain Claeys what to do as the ship was under water. They reported there were 26 people on board. Amongst them one woman and two children. They also mentioned there was only one life boat to evacuate. Captain Claeys could convince the crew to return to the ship to rescue the others while he would do all possible to lower a large lifeboat and assist. It was bosun Campana and two seamen whom were in the lifeboat from the Emeraude. Three men from the Sir Alan Mc Nale returned in their lifeboat to the vessel while the others stayed on board the Emeraude. The could return again with five more crew members. As the Emeraude was to close to the ship they had to wind the lifeboat in again so it did not get damaged. The Emeraude had to reposition again under the wind in order to proceed the rescue operation. This time the crew came back with 4 people. Amongst them the lady with the two children. The lifeboat returned again and could get the rest of the people off the ship. The vessels position was exactly on the Ruytingen bank were there was about 4.5 vadem or 8 meter depth at the moment. The sea was terrible wild and the waves so powerful which made rescue very dangerous and difficult. While lifting the Emeraude’s lifeboat for the last time with 8 people on board the lifeboat hit the vessel and broke. Captain Claeys ordered to let go all lines and throw all in the sea. It was very hard to rescue the eight people from the lifeboat. Many of them were injured when the lifeboat smashed against the Emeraude and broke. The rescue in total took about three hours until captain Claeys could get the Emeraude out of its dangerous situation and sail away from the Sir Alan Mc Nale. All were exhausted but saved from a terrible death.  The Emeraude arrived around 10.00 hrs. in Ostend. The injured were taken care of. Two crewmembers had severe burn wounds due to the use of all sorts of mean to generate destress signals with powder. The English consul Curry was in Ostend to receive his fellow countrymen and organise their needs. The storm kept going on for more several days and disrupted traffic at sea severely.
Captain Claeys and his crew from the Emeraude received all honour for their rescue operation on the Sir Alan Mc Nale. It may be said “a strong display of seamanship”. The eleven year old Prince Arthur, son of Queen Victoria even came to Ostend to thank captain Claeys and his crew personally. Bosun Campana and seamen Joseph Huyghe and Pieter Schuysen received a golden medal. They were the brave seamen manning the lifeboat from the Emeraude to finish this dangerous rescue operation.                      

Sometimes the Emeraude itself got into trouble in stormy weather. On 4th December 1863 captain Gérard was coming in front of Ostend port when he was caught by sudden winds, bad weather and huge waves lifted him behind the eastern pier. Under constant attack of waves it was feared the ship was to strand on the beach. Captain Gérard used some special tricks in a manoeuvre and could turn around the Emeraude to go further into the sea and retake his entry again. On the shore many people were watching how the ship got out of its dangerous situation. Another ship called “Volonté de Dieu” got the same treatment while trying to enter port and was thrown on the beach. Four men were able to jump into a lifeboat but the others could not. It took rescue service three attempts to rescue the rest of the crew. While they had to put the lifeboats into the water the roof was blown away and two men got wounded.

During the night on the 18th April 1864  captain Helin was coming back from Dover during the night when he suddenly near Newport collided with a fishing boat from Blankenberge. It was the fishing boat nr 17 from skipper Hillewaert. The fishing vessel did not have any light signals and has not been seen by the Emeraude. There were 4 people on board the fishing vessel. Two could be rescued by the Emeraude but two young lives were lost. Amongst one of them was the son of skipper Hillewaert. Later the skipper declared and admitted he did not have any light on the vessel and made a wrong manoeuvre in order to avoid the Emeraude. Hillewaert was later found guilty by the court.              

In August 1865 the Emeraude and the Belgique were send with a large number of Belgian representatives to the special water feasts in Cherbourg. Many warships from France and England were present. On the Belgique there were about twenty cavalry officers in full uniform representing the Belgian Forces. It was found Belgium made himself ridicules as they not so long ago liquidated the Royal Marine.

By the end of that year there were some costs on the Emeraude and the Belgian Minister asked for budget to repair the fleet. For the Emeraude he wanted 15 000 Bfr. Some months later he wanted another 40 000 Bfr.  to adjust the Emeraude to increase the speed. The postal services must be faster.

On the 21th September 1866 a French sailing ship called “Voltigeur” was heavely damage due to a collision with an unknown vessel. The colliding vessel did not react on the signals and calls from the crew and simply proceeded his route. Just at that moment captain Helin was coming from Dover and could take the Voltigeur on tug to Ostend. Once in front of Ostend the Voltigeur was laid in front of the port and the Emeraude entered port first to discharge its postal load and passengers. As soon as that was doen captain Helin left again to fetch the Voltigeur and bring it safely into port.
A few days later the King requested to make a sea trip with mister Petit, chief of Ostend Marine. Captain Helin could leave again at 14.30 hrs direction Blankenberge. They returned by 17.30 hrs. Was it pure curiosity from the King to hear detail about the rescue? Nobody will ever know.

The next year some Royal resolutions made some changes in the commands on the Belgian vessels.
In a resolution on the 22nd February 1867 following commanders were appointed on the ships: 

In a resolution on the 16th September 1867 following commanders were appointed on the ships: 

After this appointments the Emeraude kept steaming on the Ostend-Dover line as a replacement vessel until suddenly in March 1870 she rarely performed a trip to Dover. In port movements for the port of Ostend we could not find any movement from the Emeraude to or from Dover again. The current fleet  had its number of vessels needed and the Emeraude as a solid tug boat could be used for tasks in Antwerp on the river Schelde. The Emeraude was taken away from the Ostend-Dover line. The ship has made many year of strong services for the government.

With the outbreak of Wordl War II she was in Antwerp docks and was used as a block ship. After the war it was cleared from the dock.

Uit de krant van 30 juni 1860 waaruit blijkt dat de Emeraude op 29 juni ter beschikking van de Koning Leopold stond.. From the newspaper 30 June 1860. Apperently the Emeraude was at the disposition of the King Leopold.