Parlement Belge

Dit schip was de laatste in de reeks sedert de Prince Leopold I. Het had een lengte van 65,27 m en 7,31 m breed. 419 ton werd bewogen door 1550 PK stoommotor en haalde een snelheid van 16 knopen.

Op Dinsdag 7 oktober 1873 liep de Parlement Belge van stapel. Het was het zevende schip dat door Cockerill in Antwerpen werd gebouwd. Het liep van stapel in de Kattendijk dok te Antwerpen. Er werd beschreven hoe gracieus het schip van stapel liep. Tijdens de tewaterlating bij Cockerill Yards, kwam het schip in aanraking met de muur van het dok. Dit echter zonder veel schade op te lopen.
Cockerill had zijn nieuwe werf in Hoboken al in dienst. De goede naam en reputatie van Cockerill yards was tot in het buitenland bekend. De werf die sinds 1840 reeds 350 schepen had gebouwd.

Het schip had eigenlijk op dat moment nog geen naam. Men wachtte op de orders van de Koning en van de administraties. Wat later mocht dhr. Sadoine, directeur generaal van Cockerill, de vertegenwoordigers ontvangen en werd bekend gemaakt dat het schip de naam Parlement Belge zou worden gegeven. 

Commandant Ecrivisse had de eer om het schip op vrijdag 13 februari naar Oostende te brengen. De eerste reis naar Dover had plaats op dinsdag 17 februari met 18 reizigers.

Het was uiteraard commandant Ecrevisse die de Parlement Belge werd toegewezen. Met deze laatst gebouwde stomer beschikte de dienst over acht stomers met grote snelheid gebouwd naar model van de Louise Marie. Het schip kon gebouwd voor de som van 750000 Fr. Met deze vloot gaf de dienst betere, comfortabele en snellere overtocht aan de kanaalreizigers waarvan de duur tot 4 uur werd gebracht soms tot 3 ½ als de tij goed zat. Een reis consumeerde zo’n 15 ton kolen.  Hierdoor kon de oudere Saphir op rust worden geplaatst.

De Commandant Ecrevisse, geboren op 17 mei 1842 te Eeklo, was sinds 17 mei 1861 op de Oostende-Dover lijn ingezet. Op 1 september 1870 werd Ecrevisse tot Lieutenant de vaisseau benoemd en had vanaf 1874 het bevel op de Marie-Henriette voordat de Parlement Belge hem werd gegeven. Trouwde  op 9 mei 1876 met Léonie Passchyn uit Oostende.
Later op 31 juli 1888 werd hij inspecteur 1e klasse belast met de dienst der maalboten.

Net zoals alle voorgaande diende ook na enkele jaren de boilers van de Parlement Belge vernieuw. Een openbare aanbesteding had in Brussel plaats op 22 december 1877. Men schatte de prijs hiervoor op 76 000 FR.  

In de nacht van donderdag 14 op vrijdag 15 februari  1878 botste commandant Ecrevisse met de Parlement Belge bij het verlaten van Dover in de dikke mist op een Engelse sleepboot dat voor Dover lag. De sleepboot werd ernstig beschadigd en maakte water. De bemanning kon worden overgebracht naar een ander sleepboot dat in de omgeving lag. Het ongeval werd toegeschreven aan de sleepboot die niet de gepaste signalen gaf in de heersende omstandigheden.

De Parlement is die week even naar Antwerpen geweest voor kleine herstellingen.

In 14 februari 1879  had de Parlement Belge te Dover en in de dikke mist een aanvaring gehad met een sleepboot  “Daring” bij het uitvaren van de haven. De boot lag voor de uitgang van de haven. De sleepboot liep hierbij ernstige schade op waarbij de Engelse maatschappij via de rechtbank de schade aan de Belgische Staat eiste. De schade-eis bedroeg 3500 pond of 87.500 Fr.  De Belgische Staat stuurde twee advocaten naar Engeland om de  Belgische belangen te verdedigen en de Engelse Rechtbank onbevoegd te verklaren. Ze steunden hierbij op een conventie van 17 februari 1876 dat de pakketboten als oorlogsschepen dienden te worden beschouwd omdat ze door Belgische Officieren van de Koninklijke Marine worden gevoerd. Er waren niet minder dan acht advocaten van de tegenpartij.
De Voorzitter van de Rechtbank stelde hierop dat de pakketboten geen oorlogsschepen zijn daar ze enkel post en reizigers vervoeren.
De autoriteiten van Dover waren echter van mening dat de Engelse sleepboot in dergelijke omstandigheden een onvermijdelijke aanvaring heeft veroorzaakt door zich in de dikke mist voor de havenuitgang te leggen. Toch werd de Belgische Staat schuldig bevonden.
De zaak werd zelfs tot in het Engelse hoog gerechtshof gevoerd. Meer over de bevoegdheden van rechtbanken tussen de landen en al dan niet als de maalboten onder oorlogsbodems vallen of niet. De uitspraak van het vorige hof werd vernietigd.

In de dagen 22-24 augustus 1882 woedde een hevige storm in Oostende wanneer commandant Ecrevisse om 22u00 uit Dover vertrokken was en tussen Duinkerke en Nieuwpoort motorproblemen kreeg waarbij een cilinder brak. Hierdoor diende hij voor anker te gaan ter hoogte van de zandbank.  Wegens het uitblijven had men op de middag al de Prince Baudouin uitgestuurd om de Parlement Belge te gaan zoeken. Om 13u30 liet een schip uit Gravelingen weten dat ze een Belgische stomer had gezien omstreeks 07u00 aan de bank tussen Duinkerke en Nieuwpoort. De Leopold die om 15u00 uit Dover aankwam kon bevestigen dat de Parlement Belge aan deze zandbank lag.  Na de ontscheping vertrok de Leopold onmiddellijk om de Parlement Belge te halen. Die kon echter vaststellen dat de Comte de Flandre (cpt Tettelin) reeds op zijn heenreis de Parlement Belge uit zijn netelige positie had gehaald en op sleep had genomen terug naar Oostende. Uiteindelijk is alles goed verlopen met uiteraard de nodige vertragingen voor de reizigers.

Op 1 november 1883 vertrok commandant Ecrevisse naar Antwerpen met de Parlement Belge om deze ter beschikking te stellen van Koning Leopold II en de Hertog van Braganza.
The Royals hebben de haveninstallaties te Antwerpen bezocht en de Schelde afgevaren met de Parlement Belge. 

Op zondag 7 september 1884 beschadigde de Parlement Belge op weg naar Dover een aandrijfas van het paddelwiel en dreef stuurloos af tot aan de Goodwin bank waar hij een ander vaartuig bijna had geraakt. De schade aan de as kon hersteld en het schip kwam met enkele uren vertraging te Dover aan.

Op 23 maart 1886 had de Parlement Belge bij het binnenvaren te Dover de pier geraakt en de paddel beschadigd. In de kranten verscheen dat de Parlement Belge de reddingsboten had uitgezet om de reizigers te ontschepen. Het schip heeft echter geen reddingsboten nodig gehad om te ontschepen. Omdat er water via het beschadigde voorschip binnen kwam diende men eerst de voorlopig te herstellen. De zee was kalm en het schip kon na de voorlopige herstelling  terugkeren naar Oostende met de bedoeling  de verdere herstelling in Oostende door de eigen werkplaats te laten uitvoeren.

Op vrijdag 5 augustus 1887 had de Ville de Douvres af te rekenen met motorpech tussen Nieuwpoort en Middelkerke waardoor hij ten anker moest gaan.  Hij was om 11u30 vertrokken uit Dover. Op de terugreis nam commandant Borgers van de Parlement Belge de zendingen en reizigers van de Ville de Douvres mee naar Oostende.  Na ontscheping vertrok de Parlement Belge opnieuw richting Ville de Douvres om bijstand te verlenen. De Ville de Douvres was ondertussen al onderweg naar Oostende met twee sleepboten. De Parlement Belge nam de plaats in van de kleinste sleepboot en trok mede de Ville de Douvres naar Oostende. Men is om 23u00 ’s avonds aangekomen.

Op 28 januari 1889 had de Loodsboot N°5 in de mist een aanvaring met een Engelse Stomer “Ardanach” waarbij de loodsboot zonk. De bemanning werd naar Dover gebracht en later op de Parlement Belge voor Oostende ingescheept.  Er waren een kaptein, zes loodsen en zes leerling loodsen aan boord van de gezonken loodsboot. De loodsboot zonk nabij de Sovereign Bank.

Een Engels Yacht « Dream N°87 » uit Colchester kwam op zaterdag 9 januari 1892 omstreeks 23u20 nabij Dover in aanvaring met de Parlement Belge onder bevel van commandant Hoed. De Parlement Belge liep lichte schade op. Schade die onmiddellijk werd geclaimd aan de kapitein van de Dream.

In 1893 werd de Parlement Belge uit de vaart gehaald en nog voor reserve onderdelen gehouden.

Op dinsdag 1 oktober 1895 om 11u00 werd de Parlement Belge openbaar verkocht in het hotel Universel in de Ooststraat te Oostende. Het schip was niet meer in staat om te varen.
Het schip werd verkocht aan de hoogste bieder zijnde Frank Rijsdijk uit Nederland voor de som van 33 650 Fr.

Op 17 oktober kwam de sleepboot « Noordzee » te Oostende de Parlement Belge halen. Op 18 oktober vertrekken naar Nederland kwamen ze op 19 oktober aan de Maassluis om verder te worden gesleept naar Hendrik Ido Ambacht voor afbraak op de werf van Frank Rijsdijk.

This ship was de last in the series since the Prince Leopold. It had a length of 65,27 m and 7,31 m width.  The 419 tons were driven by a 1550 HP steam engine and reached a 16 knots speed.

It was Tuesday 7th October 1873 when the Parlement Belge was launched. It was the seventh ship from its generation built by Cockerill in Antwerp. It was launched in the Kattendijk dock at Antwerp. It was written in the press how graceful the ship left the slipway. During the launch the vessel hit the dock wall but no damage was stated.
Cockerill has built his new yard location at Hoboken and has taken in to operation. De good reputation from Cockerill Yards was known in many countries. The yard has built 350 ships since its first days in 1840.

At the moment of launch the ship did not have a name yet. They were waiting for orders from the King Leopold II and the administration. Sometime later Mr. Sadoine, Cockerill’s Director General,  have received a few high placed representatives and it was announced the ship would be called Parlement Belge.

Captain Ecrevisse had the honour to bring the ship to Ostend for the first time on the 13th February 1874. It left for his maiden trip on the 17th February with 18 passengers.  

It was indeed captain Ecrevisse appointed as master of the Parlement Belge. With this steamer built the Ostend-Dover service had a fleet of eight fast steamers built to the model of the Louise Marie. The vessel was built for the sum of 750 000 Fr. This fleet could give a more comfortable, faster and reliable crossings to the channel traveller. Crossings which were now reduced to 4 hours even 3 ½ hours if the tide was favourite. A crossing consumed 15 tons of coal. This fleet made it also possible to send the older steamer Saphir for retirement.

Captain Ecrevisse was born in Eeklo on the 17 May 1842 and since 17 mei 1861 in service on the Ostend-Dover line. On the 1st September 1870 Ecrevisse was appointed Lieutenant de Vaisseau and was commander on the Marie-Henriette since 1874 when the Parlement Belge was given to him.
He married on the 9th May 1876 with Léonie Passchyn from Ostend.
Later on 31 July 1888 he became Inspector First Class from the mail boat service.

Just like other vessel the Parlement Belge needed to renew the boilers after a few years. A public tender took place on the 22nd December 1877. The cost was estimated to 76 000 Fr.

In the night Thursday 14 on Friday 15th February 1878 captain Ecrevisse collided in the fog with on a English tug boat when leaving Dover. The tug boat was severely damaged and was making water. The crew could be brought to another tug boat nearby. The accident was blamed on the tug boat which was lying in from of the port in the fog and not given the proper safety signals.

The Parlement Belge went to Antwerp that week to have some small repairs.

On the 14th February 1879 the Parlement Belge had a collision in the fog with a tug boat “Daring”  while leaving the port of Dover. The tug boat was lying in from of the port entrance. The Daring was severely damaged and the English Company claimed through court the damage to the Belgian Government. The claim was 3500 Pounds or 87 500 Fr. The Belgian Government appointed two lawyers to defend the right of the Belgians and declare the English Court  unauthorised in this matter. The lawyers were using an earlier convention from 17 February 1876 that packet boats  were to be considered as war ships as they were commanded by Belgian Officers from the Royal Marines.
No less than eight lawyers were present for the English party.
The court chairman stated that packet boats are no war ships as they transport post and passengers.
The Dover authorities were of the opinion that the tug boat had created an unavoidable collision under the known circumstances. But the Belgian State was declared guilty for the accident.
The matter was brought to the high court which discussed over the authorities between countries and courts and if the mail boats were war ships or not. But the earlies court decision was destroyed.

Between the 22nd and 24th August 1882 a heavy storm was blowing over Ostend when captain Ecrevisse left Dover at 22.00 hrs. and got engine problems between Dunkirk and Newport. A broken cylinder. He had to anchor near the bank . As the ship was so late Ostend had send at mid-day the Prince Baudouin in order to search for the missing Parlement Belge.  Around 13.30 hrs. a vessel from Gravelingen informed to have seen a Belgian steamer around 7 am near the sand bank between Dunkirk and Newport. The Leopold I which came from Dover  doing the 15.00 hrs sailing, also confirmed to have seen the Parlement Belge near the sand bank. After disembarkation the Leopold I left immediately to fetch the Parlement Belge. But near arrival he could see the Comte de Flandre (cpt Tettelin) having taken the Parlement Belge on tug to Ostend. The Comte de Flandre had seen on his outgoing trip to Dover the Parlement Belge in its difficult position and had helped him to get away from the bank and tug him back to Ostend. Eventually all went well beside the massive delay for the passengers.

It was 1 November 1883 when captain Ecrevisse left to Antwerp with the Parlement Belge to have the ship at the disposal for King Leopold II and the Duke of Bragansa. The Royals had to visit the marine installations at Antwerp and sail down the Schelde river.

The Parlement Belge damaged an paddle wheel axel on the 7th September 1884 on his way to Dover. The ship was unable to steer and drifted towards the Goodwin bank where he nearly hit another vessel. The damage to the steering could be repaired and the ship arrived with significant delay at Dover.   

It was March 23 1886 when the Parlement Belge hit the pier entering Dover and damaged a paddle wheel. The newspapers wrote the ship passengers had to be evacuated with rescue boats. But nothing of that kind. The Parlement Belge did not need any life boats. But because due to the collision with the pier the front hull was damaged and water came into the vessel. The crew had to repair the problem in order to be able to go back to Ostend and get the repair properly done by the technical service at Ostend. It was a calm sea and the ship could safely make that crossing.

The Ville de Douvres had serious engine problems on the 5th August 1887 between Newport and Middelkerke and had to anchor. It had left Dover at 11.30 hrs. On its return Captain Borgers took the passengers and post load from the Ville de Douvres with the Parlement Belge to Ostend. After discharge the Parlement Belge left again to help the Ville de Douvres. In the mean while the Ville de Douvres was already underway to Ostend with two tug boats. The Parlement Belge took the task of the smallest tug boat and pulled the Ville de Douvres back into Ostend port. They arrived at 11 pm.

A dramatic collision took place on the 28th January 1889 with the Belgian pilot boat n° 5 and an English steamer “Ardanach” near Sovereign Bank where the Belgian pilot boat sunk. The Belgian crew was brought to Dover and later embarked on the Parlement Belge for Ostend. There was a captain, six pilots and six apprentice pilot on board.  

An English Yacht “Dream N°87” from Colchester had a collision with the Parlement Belge on Saturday 9th January 1892 around 23.20 hrs. near Dover. Captain Hoed on the Parlement Belge claimed immediately the small damage on the ship to the captain of the Dream.

It was 1893 when the Parlement Belge was redrawn from service and lay by for spare parts.

On Tuesday 1st October 1895 at 11.00 hrs. the Parlement Belge was publicly sold in the hotel “Universal” in the Ooststraat in Ostend. The ship was not operational anymore.
It was sold to the highest bid from Frank Rijsdijk from Holland and sum of 33 650 Fr.

On the 17th October the tug “Noordzee” came to Ostend to pick up the Parlement Belge and left on the 18th October 1895 to arrive at the Maas locks on the 19th and be tugged further to Henrik Ido Ambacht on the scrap yard from Frank Rijsdijk.

Dirk van Namen uit Nederland onderzoekt de activiteiten van het Nederlands slopersbedrijf uit Hendrik-Ido-Ambacht die in 1889 is opgericht en het verhaal van Frank Rijsdijk stuurde. Frank Rijsdijk won namelijk in 1897 te Oostende het bod op de Parlement Belge bij de verkoop en doet zijn verhaal:

In die dagen (1897) hoorde ik toevallig van een mailboot Ostende-Dover, die in Oostende verkocht zou worden. En al was ik nooit in ‘t buitenland geweest, en al kende ik geen vreemde talen, ‘t waren daar toch ook geen menscheneters, met Vlaamsch zou ik mij kunnen redden, dus, ik reisde er heen.

Verschillende Hollandsche en Engelsche kooplui liepen er rond, maar die kenden mij natuurlijk niet. Ik nam mijn intrek in het Marinehotel, om van de menschen daar nog eens wat meer aan de weet te komen, en den hotelhouder vroeg hoe ik mijn inschrijvingsbiljet wel in moest vullen. Hij was vroeger onderwijzer geweest, en beloofde me, als ik eerst een zegelpapier had gekocht,om dat nu eens op z’n Fransch prachtig voor mij in orde te maken. Alleen ‘t bedrag.... dat wilde ik zelf er in zetten, dáár ging ‘t om en had geen sterveling iets mee te maken.

Maar vooraf was ik natuurlijk ‘t schip gaan zien om te schatten, mijn eerste grote schip! En dat is dan een zwaar werk, want er is veel geld mee gemoeid. Je moet maar nagaan wat daar aan metaal af zal komen, zoo veel ijzer, staal, koper, zoo veel nog bruikbare delen. En de waterverplaatsing kon ik óók al wel uitrekenen. Maar vooral komt dat toch aan op een juisten indruk, op je instinct, zooals van den slager, die een koe bekijkt en zegt: daar zit zóóveel biefstuk aan. Dat kan je nu eenmaal op school niet leeren.

Om kort te gaan, toen den volgenden dag de briefjes geopend werden, bleek ik, tot mijn groote genoegen, met enkele franken verschil, als hoogste van dertien inschrijvers, eigenaar te zijn geworden van Le Parlement Belge. En zeer voldaan keerde ik meteen naar Holland terug om ‘t noodige geld te leenen.
Maar toen ik dan ook een tijdje later, na veel geschipper, met dat groote schip kwam binnengesleept, toen stond de heele Dijk (Hendrik-Ido Ambacht was een dijkdorp, d.v.n.) vol van ‘t volk, en toen klonk er ‘n hartelijk gejuich. Van die vereerende belangstelling heb ik aanstonds gebruik gemaakt door mijn nieuwkoop te kijk te leggen tegen een kwartje intree. En aan die bezoekers verkocht ik meteen de tafels, stoelen, verdere scheepsmeubelen, touwen enzoovoort, die nog aan boord waren.

Zijn onderneming bleek echter voor de meeste inwoners een té grote sprong. De aansluiting met de nieuwe tijd, was in dit dorp van vlasboeren en steenbakkers, nog niet begonnen. Men sprak van hovaardij. Zelfs zijn eigen grootvader die handelde in oud ijzer (tangrijn) schudde bedenkelijk ‘t hoofd, zo schrijft hij. Hij bleek echter niet meer te stuiten. Zijn volgende te slopen mailboot was de Tamar, van 3000 ton, met drie masten en twee schoorstenen.


De scheepsloperij van Frank Rijsdijk anno 1896.
Frank Rijsdijk scrapyard anno 1896.

 

Dirk van Namen from Holland is doing research on the activities from an Dutch scrapyard from Hendrik-Ido-Ambacht where Frank Rijsdijk has started the yard in 1889. Frank Rijsdijk came to Ostend in 1897 to try and buy the Parlement Belge when it was publicly to be sold as scrap. He is telling his lovely story which I have translated as good as it can be done:

In those days (1897) I heard by coincidence a Belgian mail boat from the Ostend-Dover line would be sold. As I was never in another country and do not speak any other language, it won’t be men eating people, with Flemish I would be able to coop. So I travelled over there.

Several people from Holland and English merchants were wondering around over there. But they did not know me of course. I checked in at the Marine Hotel in order to find out more from the local people and asked the hotelkeeper how to fill in the subscription form. He was an ex teacher and promised me if I bought official paper to fill that form out in its lovely French and fix that for me. Only the amount.....that I wanted to put it myself as no mortal soul had anything to do with that.

But I went to the ship first to see and make an estimate. My first big ship. And that is heavy labour and a lot of money involved. Just consider the amount of metal to strip, iron, steel, copper, so many useful parts. And I already calculated the water displacement. But mainly it comes to find the right impression, on the instinct. As a butcher looks at a cow and see the weight of steak. This cannot be teached at school.

To make it short, when the next day the note were opened, it appears I have won the bid with a few francs amongst the thirteen interested subscribers and has become owner of the Parlement Belge to my satisfaction. Very pleased I returned immediately to Holland in order to find a credit for the money needed.

But after some time and a lot of creativity when I returned home with that big ship tugged in port, the whole dike was full with a cheering crowd. I've made an immediate business from that massive interest for my purchase and made the ship available for a visit against 25 cents entry. And to the visitors I could immediately sell the tables, chairs, ship furniture, ropes and so on which was on board.

His enterprise was rather for most of the local habitants to much change. The connection to the new era for flax farmers and brick makers was too fast and not started yet. They were talking about too much pride. Even his own grandfather which also was trading in old metal was very doubtful as he wrote himself. His next mail boat to scrap was the 3000 ton Tamar with three masts and two funnels.

Foto's (Dirk van Namen) scheepssloperij van Frank Rijsdijk in 1975, een begrip in Hendrik-Ido-Ambacht.

Photos (Dirk van Namen) from Frank Rijsdijk's scrap yard in 1975, a setlement in Hendrik-Ido-Ambacht

Sleepboot "Noordzee". Gebouwd 1892 - 690 PK.

Tug boat "Noordzee". Built 1892 - 690 HP.

Scheepssloperij van Frank Rijsdijk in 1955,

Frank Rijsdijk's scrap yard in 1955.