De Prince Albert werd bij Cockerill yards gebouwd.
Ze had a lengte van 77,77 m en 8,84 m breed.
Eveneens als de Ville de Douvres voorzien van een 3700 PK motor voldeed net zoals de Ville de Douvres het vaartuig niet aan de verwachtingen en werd ook verlengd van 5 meter en een zwaardere motor van 4300 PK geplaatst. Waardoor ook de 19 knopen snelheid werd bereikt.
Het was donderdag 3 juni 1886 wanneer de Prince Albert op de Cockerill werven te Hoboken van stapel liep. Het schip had een lengte van 80m30 meter en 8.85 meter breed. De paddelwielen waren voorzien van waaiers. Met de tamboeren was de breedte van het schip 16.85 meter. Wat de breedte van een tamboer op zo’n klein 4 meter bracht. De machine was voorzien voor 3000 PK voor een bruto 1062 Ton. Diepgang 2.65 m.
Voor het nieuwe schip had men voorzien om binnen elektrische verlichting aan boord te installeren. Zowel in de passagiersruimten, machinekamer als op de brug. Wat het in- en ontschepen veiliger zou maken. Deze ontschepingsverlichting zou worden voorzien van 8 lampen elk wat neerkomt op een lichtsterkte van 50 kaarsen.
Op woensdag 1 september 1886 had een proefvaart plaats op de Schelde nabij Doel. Alles ging goed tot op een moment de machines plots zonder enig commando vol achteruit sloegen. Dit zonder dat de kapitein enig commando aan de machinekamer had gegeven. De kapitein liet onmiddellijk de machines stoppen en dacht aan een fout van de machinisten.
Maar dit kon niet helpen en de Prince Albert botste in volle vaart tegen de kaai en tegen een Engelse stomer “Rallus” die door zijn touwwerk ging, van de kaai los raakte en van zijn ligplaats werd geduwd. De stukken vlogen op het dak van de nabij gelegen werkplaatsen. De Prince Albert liep nog steeds met draaiende machines verder tegen de kaai van het Waasland station en botste tegen de stomer Baron Osy dat aanzienlijke schade opliep.
De Baron Osy moest dezelfde dag nog vertrekken. Maar door de schade diende dit uitgesteld. Tijdens dit gebeuren kon de bemanning op het laatste nog op de kaai touwwerk vastmaken en zo stilaan de Prince Albert remmen terwijl men de machines probeerde stil te leggen. Uiteraard liep de Prince Albert door dit gebeuren heel wat schade op aan het achterschip. Een uitzonderlijke testvaart weliswaar.
In het onderzoek werden ernstige fouten aan de machine vastgesteld. Het voorval had zich al eerder voor gedaan in de voormiddag bij het begin van de testen maar deze maal met de machines volle kracht vooruit. De Prince Albert was hierdoor in de dijk gelopen waardoor men deze met twee sleepboten weer vlot heeft moeten trekken.
Na het voorval bij de proefvaart heeft men de Prince Albert terug in droogdok geplaatst om met man en macht het probleem en de schade te herstellen. Ook de aangebrachte schade aan de Rallus en de Baron Osy. Men schatte de schade op zo’n 300 000 Fr. Een duur voorval dat slechts zo’n 5 minuten geduurd heeft. Gelukkig waren er geen gewonden gevallen.
Het kostte directeur Sadoine van de Cockerill werf heel wat onderhandelen met de betrokken partijen om alles in goede banen en naar voldoening te krijgen.
Op zaterdag 25 september 1886 kwam de Prince Albert om 14u00 te Oostende aan met als commandant Ecrivisse. Heel wat mensen van inspectie en andere van de scheepswerf waren aan boord. Dhr. Sadoine ging onmiddellijk aan boord met de directeur Dufour en de ingenieurs.
Kort daarop kwam de Koning te Oostende aan en bracht een bezoek aan het schip. Nadat Z.M. de Koning vertrokken was kon het mooie schip bezocht worden.
Men wilde met de nieuwe schepen een derde dagelijkse afvaart dagelijks mogelijk maken. (De Prince Albert is samen met de Ville de Douvres gebouwd). Tijdens de proefvaart werd een snelheid van 17 knopen gehaald en men was overtuigd dat naargelang de nieuwe machines gebruikt werden een hogere snelheid zou gehaald worden. Met zelfs de grootste overtuiging dat ten opzichte van de oudere schepen de reis één uur minder zou gaan duren.
De ramen en dek van de brug waren in teakhout uitgevoerd. Een wandeldek met overkapping in geval van regen. Zeer mooi ingericht en bemeubelde speciale salons en cabines zorgden voor een volledig comfort. Er was verwarming in alle ruimten en voor de ventilatie waren de laatste technieken toegepast. De elektriciteit werd door een Siemens dynamo opgewekt en de lampen van het merk Swan die op de brug, in de salons en cabines waren voorzien. Het roer en de kaapstanden werden vanuit de brug aangestuurd met een stoommachine. Er ware vier boilers geïnstalleerd wat de druk kon opvoeren tot 8 atmosfeer.
Beide vaartuigen werden in één jaar gebouwd en kostten 2 miljoen.
Voor de kenners was dit een prachtig ontworpen schip zowel qua vorm als ontwerp machines.
Naast de kwaliteiten waren er echter nog wat andere zaken die dienden nog te worden onderzocht.
Op zaterdag 6 november 1886 deed de Prince Albert haar eerste reis en vertrok om 10u00 uit Oostende naar Dover.
Na een tijd begon het toch wat te tegen te vallen. Van de verwachte snelheidsverbetering werd er maar weinig van de verwachtingen ingelost. Op een test begin maart 1887 mocht de Prince Baudouin 20 minuten eerder naar Dover vertrekken dan de Prince Albert. De laatste kwam 11 minuten eerder aan. Wat neerkomt op 31 minuten winst door de hogere snelheid. Een tegenvaller voor de nieuwe generatie in de scheepsbouw.
Een week later voerde men nogmaals een test uit. Dit maal met de Comtesse de Flandre. Daar kon men 46 minuten winst boeken.
De aanhoudende kritiek en problemen kwam ook ter attentie van de politieke debatten. Er ontstond een vrees dat men zou beslissen om de lijn stop te zetten. Door de herhaaldelijke problemen met de machines bleef ook de kritiek aanhouden uiteraard
Men verweet de administratie van een tekort aan visie. Beide gebouwde schepen voldeden totaal niet aan de verwachtingen inzake snelheid. Met verwees naar het ongeval tijdens de eerste testvaart en de povere 16 ½ knopen dat het schip gehaald heeft. Niettegenstaande in het orderboek 17 ½ knopen werd aan de bouwers opgelegd. Tijdens de voorgaande testen kon niks goeds of verbetering bewezen worden en zelfs op 1 april 1887 moest er weer een oud schip worden opgewarmd en klaargemaakt om de reis van de Prince Albert over te nemen wegens zware problemen met de machine. Weeral was het schip 15 dagen buiten dienst. De Ville de Douvres moest er zelfs zes weken uit.
Na nogmaals problemen met de machines van de Prince Albert op woensdag 13 juli 1887 vreesde men de 3e dagelijkse afvaart te moeten annuleren. Door de problemen diende telkens de oudere en tragere vaartuigen de reizen te verzorgen. Men eiste pas de derde afvaart te verzorgen enkel wanneer de goede werking van de nieuwe vaartuigen kon gegarandeerd worden.
Maar op donderdag 11 augustus was de Prince Albert om 06u00 vertrokken uit Oostende en kreeg bij aankomst in Dover problemen met een kleine cilinder. De 140 reizigers kwamen weeral te Oostende aan met 2 uur vertraging.
De Prince Albert en de Ville de Douvres werden naar Antwerpen Cockerill teruggestuurd. Twee stomers werden ingehuurd om de diensten te waarborgen. Het was de Manx Queen en de Freya. Voor beiden 2000 Fr per dag huurgeld.
Begin februari 1888 kon de Prince Albert de dienst hervatten. De Ville de Douvres zou dit wat later doen. De huurschepen zouden behouden blijven tot de vloot in orde is.
En terecht. Eind februari kwam commandant Van de Kerckhove met een sterke noord-oosten wind in moeilijkheden. Men stelde vast dat de machines niet krachtig genoeg waren om de kracht van de wind te trotseren. Het schip werd buiten dienst aan de kaai gelegd. Ook de Ville de Douvres kreeg met gelijkaardige problemen te maken en werd door de administratie uit dienst gehaald.
Beide schepen zijn in de eerste week van juli 1888 terug naar Hoboken vertrokken om volledig te worden aangepast. De schepen zouden 4.60 m worden verlengd, nieuwe ketels en motoren geplaatst.
Door de heersende moeilijkheden met de Prince Albert en de Ville de Douvres waren er ondertussen al 3 nieuwe schepen besteld om de continuïteit van de dienst niet in het gedrang te brengen. In juli 1888 kwam de Princesse Henriette in dienst en in november 1888 kwam de Princesse Josephine in dienst. Beiden gebouwd door de Denny bros Dumbarton in Engeland. In december 1888 werd de La Flandre geleverd die door Cockerill werd gebouwd. De dagelijks derde afvaart was nu een betrouwbaar feit.
Op vrijdag 23 augustus 1889 hadden de nieuwe proeven met de Prince Albert plaats op de Schelde tot voldoening van de werf. De officiële testen konden nu georganiseerd worden. Men hoopte tegen einde november zowel de Prince Albert en de Ville de Douvres terug in dienst te krijgen zodat de winterdienst met de vijf nieuwere maalboten kon doorgaan.
Op 13 september 1889 kon dan de officiële test met de Prince Albert doorgaan tussen Nieuwpoort en De Panne. Daarvoor had men enerzijds de Stomer Belgique als merkpunt gelegd en anderzijds een sleepboot van de Staat. Vier keer werd het traject gevaren en de testen slaagden perfect waarbij steeds de 19 knopen werden gehaald. Een succes voor Cockerill die de beloofde premie van 100 000 Fr kon opstrijken.
Hierdoor kon het schip eindelijk door de commissie aanvaard worden. Het schip was nu 82.80 m lang en 8.85 m breed. De ketels en de machines waren nieuw totaal anders dan origineel. Ook de propulsie werd aangepast. Het roer werd versterkt en de aandrijfmachine verplaatst. Tevens was er ook een generator voor elektriciteit voorzien. Het schip voldeed nu volledig aan het opgelegd lastenboek.
Op het achterdek waren de salons 1e klas voor dames en heren met vier private cabines geïntegreerd. De meubels en inrichting was van de hoogste klasse. De salons van 2e klasse waren vooraan de machines gelegen. Op het hoofddek was een restaurant voor 40 personen den 4 luxe cabines.
In de lokalen was er elektrische verlichting en verwarmd door Amerikaanse kachels.
Zowel de Prince Albert als de Ville de Douvres werd door de overheid geweigerd. De overheid had een overeenkomst met Cockerill ondertekend waarbij de schepen op kosten van Cockerill zouden worden naar de gevraagde normen aangepast. Dit om hen de kans te geven de concurrentie aan te gaan met de Engelse werf in Dumbarton waar de overheid twee schepen had besteld. En ja, daar was Cockerill in geslaagd met de oplevering van de Prince Albert en men had alle vertrouwen dat ook de Ville de Douvres even degelijk zou afgeleverd worden.
De eerste reis van de Prince Albert kon doorgaan op 29 september 1889. De reis duurde 3u40.
Op 17 november 1890 om 4u00 ’s morgens werd de Prince Albert nog volledig verlicht aan zijn laadpost aangevaren door de Vesper, een Engelse stomer dat door een fout maneuver averij aan het achterschip Prince Albert veroorzaakte. De schade werd geschat op 2000 Fr. Gelukkig waren er geen gewonden.
Op donderdag 3 november 1891 ging de Prince Albert naar Antwerpen voor wat kleine herstellingen
Een zware storm in de tweede helft november 1893 richtte heel wat schade aan de maalboten. De Prince Albert lag in de voorhaven klaar om na het weekend testen te doen wanneer door de zware golven de raderkasten van het paddelwiel beschadigd werden. De schade kon echter snel hersteld en de dienst hervat.
Op 3 februari 1895 had de Prince Albert moeilijkheden met het roer in de heenreis naar Dover dat op geen enkele wijze nog kon worden gecommandeerd. Men probeerde nog richting Dover te geraken maar dit wilde niet lukken zodat sleepboten uit Dover het schip naar Calais hebben gebracht waar de herstellingen konden worden gedaan.
Op zondag 10 februari kwam de Prince Albert terug in Oostende.
Op 9 december 1896 kwam de Franse maalboot “Calais” in aanvaring met de Prince Albert in Dover wanneer deze op het punt stond te vertrekken naar Oostende. De schade was gering en beide schepen konden de reizen verder zetten.
Bij aankomst te Oostende in de mist op zaterdag 12 januari 1901 kwam de Prince Albert hard met het voorschip tegen de kaai aan waarbij toch wat schade werd aangericht.
In de nacht van 1 en 2 februari 1902 heerste er opnieuw een hevige storm waarbij de Prince Albert met lichte schade en veertig minuten vertraging diende te vertrekken.
De Prince Albert was in augustus 1902 het vierde vaartuig van de dienst dat met zendapparatuur werd uitgerust.
Het was woensdag 10 februari 1904 wanneer de Prince Albert bij het binnenvaren van Dover een aanvaring had met een Engelse Stomer “Eleanor de Swansea” dat zonder reglementaire lichten voer. De schade aan het voorschip van de Prince Albert was echter heel beperkt.
In augustus 1909 werd de Prince Albert uit dienst gehaald en beschikbaar gesteld voor wisselstukken..
Samen met de Ville de Douvres werd de Prince Albert openbaar verkocht op 7 september 1911 .
Voor de verkoop van de Prince Albert waren er een groot aantal geïnteresseerden met volgende resultaten:
Hanze, Boulogne: 39125 F;
Magnette & C°, Hoboken: 33005 F;
The Forth Ship C°, Glasgow: 66250 F;
Schockaert, Nieupoort: 21061 F;
Bonquet Eugène, Oostende: 30340 F;
François Lingier, Oostende: 54000 F;
Kryn Pas & Zonen, Rotterdam: 54325 F;
Jules Dewandre, Bressoux: 52226 F;
Moss & C°, shipbrokers, Liverpool: 50625 F.
Er was betwisting met het hoogste bod omdat deze firma niet de juiste procedure had gevolgd en op voorhand een commissie gestort.
Op 20 september 1911 kwamen twee Engelse sleepboten "Columbia" & "Arcadia" de schepen halen en vertrokken op 21/9 naar Londen .
Wat later werd de Prince Albert aan de Turkse Overheid verkocht en doorverkocht aan Glasgow Forth Shipbreakers & C° waar ze werd afgebroken.