De Princesse Elisabeth werd bij Cockerill gebouwd als yard nummer 443. Ze had een lengte van 108.85 m en 12.80 m breed.
Het 1747 ton wegend schip had een diepgang van 4.57 m.
Ze was voorzien van 12000 PK vermogen en haalde een snelheid van 25 knopen.
De steeds verdergaande innovatie in de Belgische scheepsbouw resulteerde in de Princesse Elisabeth als eerste Belgisch resultaat in de bouw van turbineschepen.
Meteen had de Cockerill werf een tweede snelheidsvaandel verworven. Het schip behaalde een recordsnelheid van ruim 24 knopen en daarmee de reputatie van snelste schip ter wereld.
3 Turbinemotoren dreven elk een schroefas aan met een schroef van diameter 1.90 m.
De centrale as, aangedreven door een hogedruk-turbine zorgde voor een constante voorwaartse snelheid. Anderzijds werden de Bb en Tb schroefassen door lagedruk-turbines aangedreven en gebruikt voor achterwaartse bewegingen. Wat resulteerde in een goede manoeuvreerbaarheid en noodstop.
Bij een snelheid van 20 knopen had het schip 1’25” nodig om tot stilstand te komen. Wat in de vorige generatie van paddelschepen niet mogelijk was.
De Belgische innovatie had terug bijgedragen tot een krachtiger imago van de lijn.
WOI
Bij de uitbraak van de oorlog bevond de Princesse Elisabeth op de werven van Cockerill voor een grote onderhoudsbeurt van de ketels. Door de komst van de vijand werd het schip naar Londen gesleept om het onderhoud verder te kunnen zetten en nieuwe boilers te plaatsen.
In december 1916 word ze als hospitaalschip ingericht en kan vanaf 4 januari 1917 tot 31 december 1918 als hospitaalschip 575 reizen volbrengen en daarbij 90676 gewonden en 28254 soldaten vervoeren. Vanaf 1 januari 1919 tot 2 september heeft ze Brtitse troepen gerepatrieert tot ze in december voor de normale dienst kon worden ingezet.
In 1930 is de Princesse Elisabeth als schroot verkocht.