Prince Baudouin

Einde januari 1872 vraagt de regering krediet aan van 615 000 Fr. voor de bouw van een zesde stomer voor de Oostende-Dover lijn. De bouw van dit schip was cruciaal om de goede naam en reputatie van de snelle Oostende-Dover lijn te behouden. Het moest  toelaten om de frequentie te verhogen en tevens de oudere stomers te vervangen door een vloot van zes snelle vaartuigen. De schepen waren alle zes gelijk gebouwd en hadden een lengte van 61 m en 7,32 breed. De 419 ton werd met 220 PK stoommotor dat 1550 pk vermogen ontwikkelde en zich verplaatste zich aan een snelheid van 16 knopen. Het aantal reizigers liep door de vlootvernieuwing ook gestadig toe. In 1869 vervoerde de lijn 18 088 passagiers en in 1870 was dat al 37 313. In de eerste maanden van 1871 stond de teller al op 65 889. Uiteraard had de Frans-Duitse oorlog daaraan bijgedragen.       
Gebouwd door Cockerill Yards liep de Prince Baudouin van stapel op 29 oktober 1872 om 14u30. Het was dus de laatste in de reeks van zes schepen waarmee de dienst het vaandel van snelste en comfortabele schepen kon behouden. De lancering liep perfect onder grote belangstelling. Om 16u00 was dan ook een groot banket voorzien. Op het banket sprak de directeur Cockerill de genodigden toe en vroeg de aanwezige functionarissen om steun voor de lopende studie om Cockerill in Antwerpen te kunnen vestigen.

Met de levering van de Prince Baudouin  in zicht werden de oude stomers Diamant en de Perle aan de Fransen verkocht. In de derde week van januari 1873 kwam het schip in Oostende aan en vertrok op 18 januari 1873 met 13 reizigers op haar ‘maiden’ trip met commandant Petit. Enkele dagen later was de Prince Baudouin uit Dover vertrokken en zag op twee mijl van Gravelingen een Engels zeilschip met twee noodvlaggen. Cdt Petit begaf zich direct naar dat schip in nood en legde de Prince Baudouin ernaast. De mensen aan boord beweerden dat ze een bank aan Duinkerke hadden geraakt. De ganse bemanning van vijf met kapitein kon aan boord van de Prince Baudouin. Maar toen de kapitein Jenkinson aan boord was wilde die terug naar zijn schip. Intussen was een Frans vissersschip, de Boulogne 754 Jean Baptiste met schipper Lemaire naast het gezonken schip gekomen en werd de bemanning met een reddingsboot overgebracht naar het vissersschip. Commandant Petit achtte het gevaar geweken en wenste zijn dienstreis verder te zetten. Hij kwam pas om 14u45 aan te Oostende. Wat later kwam ook het vissersvaartuig met de geredde bemanning naar Oostende.

Eind maart 1873 liep de Prince Baudouin voor Folkestone vast verzand en diende te wachten op de getijde om terug vlot te komen. Op maandag 28 april vertrok de Prince Baudouin naar Calais met aan boord dhr. Dufour om ter beschikking te staan van de Koning. Dat was gebruikelijk. De Koning en familie moesten naar Dover. Half mei mocht deze met cdt Petit de Koninklijke familie en hun gevolg terug gaan halen uit Dover. Het was echter geen al te gezellig weer met een briesje uit het NO. 

In februari 1874 was de Prince Baudouin voorwerp van een geschil. Bij het invaren van Dover zou deze zware schade hebben aangebracht aan een Engels schip. De Engelse havenautoriteiten legden onmiddellijk de Prince Baudouin aan de ketting onder zwaar protest van de bevelhebber. Een debat ontstond dat men geen Belgisch staatsschip kon vast houden. De Engelsen beweerden dat de Prince Baudouin niet tot de Militaire Marine behoorde. De consul en de minister werden ingeschakeld. Deze laatste uitte onmiddellijk bezwaar bij zijn collega Chamberlain. Na 48 uur werd het schip vrij gegeven en excuses aangeboden. Achteraf bleek het Engels beschadigde schip na de Prince Baudouin Dover te zijn binnen gevaren en aan zichzelf schade te hebben aangericht door tegen de kaai te stoten.

Op 25 april 1874 kwam de matroos Jean Vandierendock ongelukkig ten val in het water bij het overstappen. Hij kon niet zwemmen en verdween spartelend onder water. Alle hulp mocht niet baten.

Op een zondag van 14 juni 1874 kwam een reiziger aangekomen met de Prince Baudouin uit Dover bij de maalbootdienst vragen of zij hem wilden helpen met een paard. Het paard zou in de namiddag aankomen met de maalboot maar hij had geen tijd om te wachten wegens dringende zaken en vroeg aan het personeel van de maalbootdienst het paard na te sturen naar Antwerpen op naam van Marckham en naar hotel Etoile. Diezelfde morgen had de politie van Oostende uit Dover bericht gekregen dat er een prijspaard in de omgeving van Dover was gestolen en vermoedde dat deze naar België zou worden verscheept. Het paard kwam om 14u30 aan met de Léopold en werd vastgehouden. De eigenaar werd op de hoogte gesteld en gevraagd het paard te komen identificeren. Men telegrafeerde dhr. Marckham dat het paard ziek was aangekomen en niet vervoerd kon worden. Maar deze gaf geen kik meer. Het paard ging terug naar Dover. De donderdag kwam dhr. Marckham toch langs om het paard te halen. De politie werd verwittigd en deze bracht hem onmiddellijk naar de gevangenis in Brugge. Hij kreeg terstond zeven dagen veroordeeld en 15 dagen ter beschikking.

Op 9 juli 1874 mocht cdt Ecrevisse met de Koning en de Prince Baudouin een bezoek aan Blankenberge brengen. De Koning wilde de evolutie van de werken zien en incognito even gaan kijken. Een leuk zeereisje was meegenomen.
In september 1874 kwam de Prince Baudouin nog in aanvaring met “Le Frithiof”, een oesterschip  uit Le Havre. Beiden werden enigszins beschadigd. In oktober werd zelfs matroos 1e klasse van de Prince Baudouin  Charles Verstraete beloond met een medaille 1e klasse omdat hij een reiziger had gered die in het water was gevallen op risico van eigen leven. Het was al de tweede keer dat deze een medaille voor dapperheid werd overhandigd. Met regelmaat werden personeelsleden van het Zeewezen onderscheiden voor hun moed. 

Een kleine vier jaar na de indiensttreding was het al nodig om de boilers te vernieuwen. Op 20 december 1876 werd al een publieke aanbesteding uitgeschreven om de boilers te vernieuwen en de generatoren te herstellen. Het karwei werd geschat op 98 458.40 Fr met aftrek van de restwaarde van de oude ketels. De aanbesteding had plaats in de wachtzaal 1e klasse van het Noord station van Brussel.

Op 28 februari 1877 kwam de Prince Baudouin van Dover en kreeg bij het binnenvaren van Oostende een zware golfslag waarop hij uit koers geraakte. Door de machines te stoppen en hard achteruit te slaan werd er schade aan het roer aangericht. Na een noodherstelling aan het roer is het schip doorgevaren naar Vlissingen op de Schelde waar het de reizigers en post in Antwerpen heeft ontscheept. De Prince Baudouin kon in Antwerpen de lichte schade laten herstellen en is naar Oostende teruggekeerd.

Op 17 juli 1877 had aan boord van de Prince Baudouin een zeer interessante test op volle zee plaats waarbij een nieuw systeem voor de tewaterlating van de reddingsboten werd getest. De uitvinding van dhrn. Hill en Clark uit London diende op volle zee nog uitgetest. Voorgaand was in 1873 ooit al eens op de Comte de Flandre het systeem door de administratie van het Zeewezen al bekeken geweest wanneer niet varend. Geen omstandigheden met scheepsbeweging dus. Nu wilde de administratie toch eens de zaken gedemonstreerd zien op volle zee en in reële omstandigheden. Het comiteit van het Zeewezen wilde vooraleer het systeem op alle maalboten te implementeren een nieuwe test laten demonstreren. Dat comité bestond uit dhr. Dufour, Cdt Hornez, Cdt Pierre en secretaris Persyn. De heren Hill en Clark konden de twee testen uitvoeren en demonstreren. Zowel vooruit als achteruit varend. Er stond die dag een stevige westenwind met een matige zee. Het nieuwe systeem bestond erin dat de reddingsboten werden vastgemaakt in speciale klemmen die zodra de hangkracht van de boot verdween, en dus de reddingsboot drijvende was, de klemmen openden en dus de reddingsboot vrij kwam. Men moest dus niks doen. De ontgrendeling haperde nooit. Dit was uiteraard een zeer interessante uitvinding voor de veiligheid bij evacuatie. Het lossen van een reddingsboot was steeds berust op de kundigheid van de matroos die het juiste moment moest inschatten met gevaar voor letsel. Dat was een grote vooruitgang voor de maritieme veiligheid.

Op 29 juli 1877 mocht de Prince Baudouin de Pruisische Koninklijke familie naar hun Koninklijk vaartuig  de “Niobé”  brengen dat voor Oostende lag. In de namiddag om 15u00 moest werd de Duitse Prinses aan boord van de Niobé gebracht met de Prince Baudouin en vervolgens keerde de Prins Fréderic Guillaume met zijn gevolg mee met de Prince Baudouin terug om 16u30 naar Oostende. Toen de Prins de Niobé verliet klonk een kanonschot en riep de bemanning uitbundig. De Niobé was een Koninklijk vaartuig met schroeven en had een 320 man koppige bezetting.                             

Op 29 september 1877 diende de Prince Baudouin echter terug naar Antwerpen voor grotere herstellingen. Pas op 8 november is de Prince Baudouin teruggekeerd  naar Oostende.

Op 28 april 1878 verloor het Zeewezen met cpt Arnolds loodsboot nr 5. Het was op dat moment de mooiste loodsboot in dienst en had die zondag om 04u00 ’s morgens ter hoogte van het eiland White in de mist een aanvaring met een Noors stoomschip de “Aurora”, cpt Engelsen. De loodsboot zonk en de bemanning kon worden gered door de Aurora.  Commandant Hornez bracht de volgende dag de acht koppige bemanning van de verloren loodsboot met de Prince Baudouin terug naar Oostende.

Op 5 september 1881 was Timmerman Hubert aan het werk aan boord van de Prince Baudouin en viel van de steiger in het water. De werkmeester Lams zag het ongeval gebeuren en zag hoe Hubert verdween. Hij sprong de drenkeling na gekleed in het water. Hubert kon zich gelukkig aan werkmeester Lams vasthouden en beiden verdwenen kort onder water. Maar Lams slaagde erin om beiden aan de oever te geraken waar beiden konden worden verzorgd. .         

In februari 1882 diende opnieuw de boilers vernieuwd voor een geschatte prijs van 68.956 Fr. waarvoor op 23 februari een openbare aanbesteding plaats heeft gehad. Eind juli en aldus zomer was het weer de beurt van de Prince Baudouin om met enkele ministers een uitstapje naar Blankenberge te maken. Op 23 augustus werd de Prince Baudouin uitgestuurd om de Parlement Belge te gaan zoeken. Deze had in het slechte weer een cilinder gebroken en diende voor anker te gaan tussen Nieuwpoort en Duinkerke. Maar de Léopold had het schip al gezien en reeds de reizigers en post overgenomen. Later kon de Comte de Flandre de Parlement Belge op sleep meenemen naar Oostende.  De derde september mocht de Prince Baudouin dan nog eens een excursie doen met ministers naar de haven van Duinkerke.    

Op 14 maart 1883 had een openbare aanbesteding plaats voor de herinrichting van de meubelen, versiering, salons en hutten aan boord van de Prince Baudouin. Men schatte de kosten op 6003 Fr.
In november 1883 mocht de Prince Baudouin met cdt Hornez naar Dover een zeer kostbare lading voor de Italiaanse overheid vervoeren. De lading bestond uit de collectie van Asburnham. Men schatte deze collectie op een waarde van 575 000 Fr.  en was bestemd voor de openbare verkoop in Londen.

Op 6 juli 1885 werd de Prince Baudouin terug gereserveerd voor een Koninklijk uitstapje op een mooie zomerse dag. De Koning en de Koningin, Prinses Clémentine, de Hertog van Aumale, andere edelen en hun gevolg wilden voor die dag incognito een excursiereisje op zee maken. Het was cdt Ecrevisse aan het roer en uiteraard directeur Zeewezen Kolonel Dufour met ingenieur Lecointe. Ze vertrokken om 08u40 naar Vlissingen en namen ontbijt aan boord. Om 11u00 was de Prince Baudouin in Vlissingen. Daar bezochten ze een nieuwe pakketboot en maakte een ritje naar Middelburg en Domburg.  Om 20u30 waren ze terug aan boord van de Prince Baudouin die kon vertrekken naar Oostende. Tijdens de reis werd een uitgebreid diner verzorgd en tegen 23u00 kwam het schip in Oostende aan. Om de dag compleet te maken hebben de edelen nog een wandeling in Oostende gemaakt om even na te praten over een heerlijke dag. Er werden al plannen gemaakt samen met cdt Ecrevisse om later ook nog eens de haven van Boulogne te gaan bezoeken.  

In februari 1886 publiceerde men een interessante lijst van officieren op de maalboten. Dit waren:

Parlement Belge

Cdt H. Borgers
Lt M. Bastin

Prince Baudouin

Cdt M.J.B. Hornez
Lt FR. De Wymmer

Marie-Henriette

Cdt Am. Pierre
Lt E. Housmans

Léopold I

Cdt G. Waefelaer
Lt G. Fourcault

Louise-Marie

Cdt E. Tettelin
Lt M. Van de Kerckhove

Comte de Flandre

Cdt A. Van de Velde
Lt G. Slaes

Comtesse de Flandre

Cdt Ch. Romy
Lt M. Hoed

In juli van de zomer 1886 had er toch een klein incident plaats met het inschepen van een bepaald belangrijke passagier. De Prince Baudouin met commandant Vandevelde had de verbannen Franse prins d’Aumale en gevolg, (zoon van de voormalige Franse Koning Louis-Philippe) ingescheept en het volledige achterschip voor hem gereserveerd zodat reizigers 1e klasse geen toegang hadden tot het dek lang deze weg. De reizigers protesteerden hierover aan het adres van de cdt Vandevelde. Maar deze had enkel orders van hogerhand gevolgd. Na ontscheping had zelfs op de kaai nog een kleine manifestatie plaats omdat op de maalboot dergelijke praktijken gehanteerd werd door een verbanneling op zo’n manier te ontvangen en de reizigers aan de kant schuiven. 

Op 19 december was de Comtesse de Flandre uit Oostende vertrokken en kreeg machineproblemen waardoor ze terug moest keren naar Oostende. De Prince Baudouin mocht de reis overnemen. De reizigers waren 6 ½ u later dan gepland in Dover.
Op 25 februari 1887 werd de Prince Baudouin uitgedaagd voor een race naar Dover door de nieuw gebouwde Prince Albert. Deze laatste was die dag gepland een proefreis te maken en vertrok 20 minuten later dan de Prince Baudouin voor zijn officiële afvaart naar Dover. Men beschouwd de Prince Baudouin op dat moment als snelste schip. De Prince Albert kwam 11 minuten vroeger in Dover aan. Toch was men niet tevreden over de snelheid van dat nieuwe schip en heerste er daarover een afgeremde informatie naar de media. De start naar de nieuwe en snellere vlooteenheden liep vast niet goed. Dat kwam duidelijk in de zomer van dat jaar.

In september 1888 kwam de Prince Baudouin in aanvaring met een vissersboot H.17 waarbij 3 vissers zijn verdronken. De vissers waren zonder lichten uitgevaren. Komende uit Dover en binnenvaren van de haven is de vissersboot aangevaren waarbij het schip is gezonken. Hierbij kwamen 3 vissers om het leven. Constant Blommaert -23 jaar en gehuwd; Pierre Degroote – 50 jaar en gehuwd met zes kinderen; François Vandierendock – 33 jaar en gehuwd met zes kinderen. De overlevenden van H.17  waren: Jacques Blommaert en Leopold Degroote. Het gezonken schip werd achteraan in de haven gelegd om op het droogdok te worden geplaatst en om de overledenen te kunnen bergen. Tijdens het onderzoek verklaarden de bemanning met lichten aan uitgevaren te zijn. De commandant van de Prince Baudouin beweerde geen lichten te hebben gezien.

In maart 1889 besefte men over een tamelijk aantal vaartuigen in de vloot te beschikken en beslist de minister om schepen van de zesling kleinere en trage generatie eventueel te verhuren. Op dat moment heeft men al een aantal nieuwe en snellere grote vaartuigen waardoor de trage veelal als reserve dienen. In het staatsblad word een besluit gepubliceerd met de prijzen en namen van te huren schepen. Men stelt de Léopold, Louise-Marie, Marie-Henriette, Prince Baudouin, Parlement Belge, Comte de Flandre en Comtesse de Flandre te huur beschikbaar voor een excursie op zee en dit tegen de prijs van :

a. Voor excursies op zee = 100 Fr per half uur.

b. Voor een reis Oostende-Dover = 1000 Fr.

c. Voor heen en terug Oostende-Dover = 1500 Fr.

Op 4 juli 1889 was de Princesse Henriette om 06u00 uit Oostende vertrokken met zo’n 50 reizigers om tegen 09u30 in Dover te zijn. Tegen 14u00  had men in Dover nog geen nieuws. Men begon ernstig te panikeren en dacht aan de catastrofe van maart waarbij de Comtesse de Flandre na aanvaring met de Princesse Henriette is gezonken. Maar om 14u00 kwam een bericht uit Duinkerke dat de Princesse Henriette een cilinder defect heeft en aan het lichtschip Ruytingen ligt. De cdt Waefelaer had een Frans schip gevraagd de nodige berichten te versturen in de haven. Intussen had de Flandre tegen de middag al de Princesse Henriette opgemerkt en de reizigers en post overgenomen voor Dover. Wat geen gemakkelijke taak was wegens de onstuimige zee. De Flandre was al om 14u00 in Dover. Toen het nieuws in Oostende bekend werd diende de Prince Baudouin uit te varen om de Princesse Henriette te gaan helpen. Maar cdt Waefelaer van de Princesse Henriette vroeg de cdt van de Prince Baudouin om zijn reis uit Dover over te nemen naar Oostende. Oostende stuurde op zijn beurt de Marie-Henriette vervolgens naar de Princesse Henriette om deze te slepen. Deze kwam pas de vrijdag namiddag om 16u00 aan te Oostende na heel wat moeilijkheden op zee door het slechte weer.

In december van 1891 werd in de Kamer een uitgave van 545 000 Fr. goedgekeurd voor vergoedingen en herstellingen. 201 000 Fr. diende voor de vergoeding van de slachtoffers van de ramp van maart 1889 waarbij de Comtesse de Flandre verloren ging. 27 000 Fr ging naar de slachtoffers van de aanvaring Prince Baudouin met het vissersvaartuig uit Heist in 1888. Voor herstellingen op de Princesse Joséphine, Princesse Henriette en Prince Albert had men 259 000 Fr. nodig en de rest ging naar andere uitgaven.      

Op 1 februari 1892 kwam commandant Van de Velde omstreeks 20u00 in Dover aan en liep schade op bij het aanmeren. Wachtende ten anker op het getij om omstreeks 21u00 te kunnen binnenvaren en aan de Admiralty pier aan te leggen. Tijdens die beweging ontmoette hij een schip dat ten anker lag waarvoor hij moest uitwijken op zijn weg en kreeg hij plots een hevige stoot dat hem tegen de kaaipalen gooide. De platen van het schip werden aan stuurboord beschadigd en water kwam binnen gelopen. Een sleepboot kwam snel ter hulp en lukte erin om de Prince Baudouin van de rotsen weg te houden. Maar het schip maakte water. Reparaties dienden te worden uitgevoerd waardoor het schip pas op woensdag 3 februari op de middag  in Oostende is aangekomen.

In juli 1892 kreeg de Prince Baudouin een lading van drie paarden voor Dover. Een begeleider was meegestuurd met de paarden voor hun verzorging. Kort na vertrek schoof een van de paarden uit en brak zijn poot. In die zin dat genezing onmogelijk was. De verzorger was wanhopig,  sprong in zee en verdronk.   

Begin februari 1893 mocht commandant Hoed met de Prince Baudouin terug op zoek gaan naar de Princesse Henriette met cdt Waefelaer. Deze was om 14u00 uit Dover vertrokken en tegen 20u00 nam men actie. Ook de Flandre met cdt Romyn die om 20u30 uit Dover vertrok werd gevraagd om uit te kijken naar de Princesse Henriette. Maar ook de Flandre liet niets van zich horen en de nacht ging voorbij. Om 5u30 kwam de Parlement Belge melden dat de Princesse Henriette onderweg was gesleept door de Flandre. De Princesse Henriette had het bakboord wiel gebroken. Twee sleepboten werden uitgestuurd om hulp te bieden. Tegen 8u30 kreeg de Flandre  de Princesse Henriette tegen de kaai.  Uiteraard tot ongenoegen van de reizigers die met speciale treinen verder naar hun bestemming werden gebracht.

In 1894 bestond de vloot uit voornamelijk grotere schepen. Er waren nog slechts twee kleinere schepen van 200 voet. Dat was de Prince Baudouin en de Parlement Belge. Volgende tabel illustreert de gegevens van de vloot in april 1894:


Naam

Lengte

Breedte

Diepgang

Snelheid kn

Bouwjaar

Marie-Henriette

103.70 m

11.59 m

2.75 m

22.23

1893

Léopold II

103.70 m

11.59 m

2.75 m

21.95

1893

Princesse Joséphine

91.50 m

11.59 m

2.56 m

21.00

1888

Princesse Henriette

91.50 m

11.59 m

2.56 m

21.09

1888

Flandre

85.10 m

8.85 m

2.62 m

19.00

1888

Ville de Douvres

80.52 m

8.85 m

2.62 m

18.85

1887

Prince Albert

80.52 m

8.85 m

2.62 m

19.00

1887

Parlement Belge

61.00 m

7.32 m

2.14 m

16.00

1873

Prince Baudouin

61.00 m

7.32 m

2.14 m

16.00

1872

In juni 1894 mocht cdt Pierre terug met de Prince Baudouin op zoek gaan naar de Ville d’Ostende. Dat was wel geen maalboot maar het driemaster schip van de visserijwacht dat volgens planning al twee dagen in Oostende moest zijn aangekomen. Men was uiteraard ongerust vandaar dat de Prince Baudouin even een kijkje moest gaan nemen. De Ville d’Ostende had een opdracht rond IJsland gedaan en was meestal op tijd, zelfs altijd één a twee dagen vroeger terug. Het schip had een bemanning van 67 man dat bestond uit een commandant, 2 officieren, een dokter, aalmoezenier en twaalfkoppige bemanning. Ook waren er 50 aspiranten aan boord voor de reis. Het was echter voor de commandant Vandekerckhove de eerste keer dat hij met de Ville d’Ostende een opdracht deed. Zijn vast schip was de Ville d’Anvers.  De Prince Baudouin bracht een bezoekje aan de drie lichtschepen, de Wandelaer, Noordhinder en Westhinder. Daar kon men niets melden te hebben gezien of gehoord van de Ville d’Ostende. Tegen 20u00 was de Prince Baudouin terug in Oostende en kon dus geen informatie geven. s ’Anderendaags kwam de Ville d’Ostende weliswaar veilig te Oostende aan.

Op vrijdag 30 november 1894 had de Marie-Henriette met problemen te kampen. Ter hoogte van Ruytingen kreeg het schip problemen met de aandrijfas van het bakboord raderwiel. De as was vervormd en het bakboord raderwiel diende met kettingen vastgemaakt. Op de terugreis van Dover kon de Princesse Henriette vaststellen dat er geen ernstig gevaar was en kon zijn reis verder zetten. Wanneer om 16u00 nog geen spoor van de Marie-Henriette was werd de Prince Baudouin opgestookt om aan de Marie Henriette hulp te gaan bieden. Maar commandant Romyn van de Marie-Henriette weigerde hulp van de Prince Baudouin en is pas de volgende morgen om 11u00 in Oostende aangekomen. Met als gevolg zware klachten van de reizigers en administratie.
Dit was een grondige reden om de Minister aan te spreken om de mogelijkheid te bekijken om van de nieuwe draadloze communicatievorm gebruik te maken. Meneer Marconi was in die tijd al druk bezig de telegrafie te ontwikkelen.  

Enkele laatste taken van de Prince Baudouin was nog om ter beschikking te staan bij roeiwedstrijden van 22,23 en 24 juli 1895. Of aan de koers georganiseerd door de “Circle de la rue de Flandre” in augustus. Nu de Rapide in dienst was gekomen en de Parlement Belge op 1 oktober 1895 zou verkocht worden werd de Prince Baudouin plots de laatste boot van de reeks van zes en aldus de oude generatie. Men liet meestal het schip onder druk om als reserve te dienen in geval van storing in de dienst te kunnen ingrijpen.  Dat was ook het geval in oktober 1896 wanneer Dover een bericht stuurde dat de Rapide te laat was. Ze had zware schade aan het paddelwiel opgelopen. De Prince Baudouin mocht uitrukken om bijstand te bieden indien nodig en diende de Rapide te volgen die pas om 6u00 ’s morgens uit Dover kon vertrekken met één paddelwiel actief. 

Op dinsdag 3 augustus 1897 was het de beurt aan de Prince Baudouin om verkocht te worden. De veiling had plaats in het hotel “Universel” in de Ooststraat. De boot was niet meer in staat om te varen. Tevens waren er heel wat grotere en snellere schepen op de lijn ingezet.

De Prince Baudouin werd verkocht voor een som van 34080.48 Fr aan een Nederlandse firma. Op 30 augustus kwam de Nederlandse sleepboot “Oostzee” de Prince Baudouin halen en vertrok dezelfde dag richting Nederland waar later het schip werd in Bolnes afgebroken.

End January 1872 a budget request was placed in Chambers for the sum of 615 000 Bfrs. and for the built of a new and the sixth identical steamer for the Ostend-Dover line. That was crucial in order to keep the good name and reputation for the Ostend-Dover line. The vessel must be able to increase the frequency of services and also to replace the old steamers. A fleet of six steamers was the answer. All vessels were equally build and had a length of 200 feet and 24 feet wide. The 419 ton vessel was driven with a 220 HP engine and produced 1550 hp power. The speed was 16 knots. Due to the renewal of the fleet the number of passengers were increasing considerable and continuously. In 1869 the line had 18 088 passengers on board. In 1870 that was already 37 313 and in the first month of 1871 the counter reached already 65 889. The French-German war contributed to this.
Built by Cockerill Yards the Prince Baudouin was launched on the 29th October 1872 at 14.30 hrs. She was the last in row of the six units equally built which allowed the Ostend-Dover line to keep the reputation of the fastest and most comfortable ships on the channel. The launch went perfect and under a huge interest. At 16.00 hrs a banquet was organised. On that banquet the Cockerill Director aimed his speech to the representatives from the government and asked to support the project to have Cockerill installed in Antwerp. A study project which was very actual for that period.

When the Prince Baudouin entered service the older ferries Diamant and Perle were sold to the French. In the third week of January 1873 the Prince Baudouin arrived in Ostend and left on the 18th for his maiden trip with 13 passengers with captain Petit. A few days later the Prince Baudouin left Dover and saw a few miles from Gravelingen an English vessel showing two emergency flags. Cpt Petit went immediately alongside the vessel in destress . People on board the vessel were saying the had hit a bank in front of Dunkirk. The whole crew of five were taken on board of the Prince Baudouin. But when captain Jenkinson was on board he wanted to return to his ship. Meanwhile a French fishing vessel from Boulogne 754 – Jean Baptiste with skipper Lemaire arrived alongside the sunken vessel and the crew was taken by lifeboat to the French ship. Captain Petit was of the opinion there was no danger anymore and wanted to proceed with his service trip. He arrived at 14.45 hrs. in Ostend. Sometime later the French vessel arrived in Ostend with the English saved crew.

End March the Prince Baudouin got stranded in front of Folkestone and had to wait for the tide before getting afloat again and proceed its journey. On Monday 28 April the Prince Baudouin left for Calais with on board the director of the Ostend-Dover line, mister Dufour and to be available for the King at Calais. That was common. The Royal family wanted to go to Dover. Half May captain Petit could go and fetch the Royal family again in Dover with the Prince Baudouin. The weather wasn’t that nice and the trip not to enjoyable with a strong gust from the NE.  

In February 1874 the Prince Baudouin was subject to an dispute in Dover. It was claimed going into port the Prince Baudouin had damaged another English vessel. Port authorities ordered the Prince Baudouin immediately to be chained under heavy protest of its commander. The English authorities claimed the Prince Baudouin was not a military vessel. The Belgian Consul and Minister were informed. The minister contacted his English colleague Chamberlain and objected to the procedure. After 48 hours the Prince Baudouin was released and apologies presented. Later it becam clear the English damaged vessel entered port after the Prince Baudouin and damaged itself hitting the pier.

On the 25th April 1874 sailor Vandierendonck fell into the water leaving the walkway in port. He could not swim and disappeared under water. All help could not safe his life.

On Sunday 14th June 1874 a passenger arrived Ostend with the Prince Baudouin from Dover went to Ostend staff to ask if they could help him with a horse. The horse should arrive in the afternoon but he did not have time to wait due to urgent business appointments. He asked if they could send the horse to his Antwerp hotel Etoile for the attention of mister Marckham. That same morning the Ostend Police got a message saying the a price horse was stolen near Dover and thought the animal would be shipped to Ostend. The horse arrived in the afternoon on the Léopold at 14.30 hrs. and was kept locally. The owner was send a message and requested to come over to identify his horse. A telegram was send to Mr. Marckham saying the horse became sick and could not be transported further.  But Mr. Marckham did not respond. The horse was send back to Dover. Sometime later Mr. Marckham came to collect the horse. The Police was notified and Mr. Marckham was send to jail for seven days and has to stay under supervision for another two weeks.

On the 9th July 1874 captain Ecrevisse could take the King incognito for a visit to Blankenberge to visit the port and for a nice sea excursion. The King wanted to see the evolution in the construction of the port in Blankenberge.
In September 1874 the Prince Baudouin had a collision with an vessel called “Le Frithiof”, an oyster vessel from Le Havre. Both ships were damaged. In October that year sailor Charles Verstraete was awarded a medal 1st Class. He had rescued a passenger which fell into the water and saved his life risking his own life. It was for the second time he was awarded a medal for bravery. Regular staff from the Ostend-Dover line were awarded a medal for proven bravery.

A small four years after its first trip for the Ostend-Dover line the boilers from the Prince Baudouin had to be renewed and generator repaired. On the 20th December a public tender was organised. The costs were estimated on 98 458.40  Bfr. Including the reduction of the old metal from the old boilers. The public tender took place in the Brussels Nord railway station.

On the 28th February 1877 the Prince Baudouin got a heavy wave and wind gust entering Dover which got him out of course. Due to the sudden reaction to stop the engines and reversing the rudder was damaged. After an emergency repair the ship returned and sailed to Vlissingen where he disembarked post and passengers in Antwerp. Later the Prince Baudouin could be repaired in Antwerp and return to Ostend for regular services.

A very interesting test took place on board the Prince Baudouin on the 17th July 1877 at sea when a new system to release rescue boats was tested. The inventors Mr Hill and Mr Clark from London had still to be tested when at full sea under moving conditions. Earlier in 1873 a test took place on the Comte de Flandre in the port and to be evaluated by the Ostend Zeewezen administration. Circumstances not at sea thus and no movement. Now the administration wanted a full test performed at sea under real circumstances. A comity from Zeewezen wanted to be persuaded with a demonstration before making a final decision and to implement the system on the Belgian mail boats. The comity was Mr. Dufour, Cpt Hornez and Pierre and the secretary. Mr Hill and Clark were able to perform two test going forwards and reverse. There was a strong breeze from the West that day  and a moderate sea. The new system was actually a new clamp holding the life boat which opened and released the boat as soon there was no strain. So as soon the life boat was drifting the attachments released the boat. This never failed. That was very interesting for the sailors whom operated the life boats and was a super invention for the safety and evacuation at sea. The release of a life boat was always in hand and decision of the sailor on board to estimate the right moment and skills at the exact moment. Even very dangerous for injuries. This was a great step forward for maritime safety.       

The Royal family from Prussia came to Ostend on the 29th July 1877 traveling with their Royal yacht, the Niobé and were at anker in front of Ostend. In the afternoon at 15.00 hrs. the German Princess was brought from port on board with the Prince Baudouin and next the Prince Fréderic Guillaume  and entourage left the ship and returned with the Prince Baudouin to Ostend at 16.30 hrs. When the Prince left the ship a canon shot was fired and the crew loudly cheered. The Niobé was a Royal yacht with propellers and had 320 men crew on board.

The next month on the 29th September the Prince Baudouin needed to go to Antwerp for major repairs and returned on the 8th November back to Ostend.

The Zeewezen organisation lost their nicest pilot boat nr 5 under command of captain Arnolds on Sunday morning 28th April 1878. At 04.00 hrs the vessel collided with a Norwegian vessel, the “Aurora”, Cpt Engelson near the isle of White in a dense fog.  The pilot boat sank and the crew could be save by the Aurora. Captain Hornez brought the crew which exist out of eight men back from Dover with the Prince Baudouin to Ostend.       

On the 5th September 1881 carpenter Hubert was working on the Prince Baudouin and fell from the jetty into the water. The foreman Lams saw it happening and saw how carpenter Hubert disappeared under water. He jumped fully dressed into the water. Carpenter Hubert could grab the foreman Lams and both managed very difficultly after disappearing under water to swim to the shore were both could be taken care and nursed.

In February 1882 the boilers from the Prince Baudouin had to be renew again at an estimated cost of 68 956 Bfr. A public tender was held on the 23rd. And in the summer month of July that year the Prince Baudouin was given the job to take Ministers for a visit to Blankenberge. On the 23 August the Prince Baudouin was send out to search for the Parlement Belge. This vessel had broken a cylinder and was forced to anker in front between Dunkirk and Newport. But the Léopold had seen the vessel in destress and taken over the post and passengers for Dover. Later the Comte de Flandre took the Parlement Belge on tug back to Ostend. And on the 3rd September of 1882 the Prince Baudouin was given the order to transport the Ministers for an excursion and visit to Dunkirk.   

On the 14th March 1883 a public tender was organised to renew the furniture, decoration in the salons and cabins on board. The cost was estimated on 6003 Bfr. In November that year captain Hornez was given by the Italian government a special load to Dover. The load was the very high valued Asburnham collection which was estimated a value of 575 000 Bfr. and  destined for London to be sold.

On the 6th July 1885 the Prince Baudouin was reserved again for a Royal trip on a summers day. The King and Queen, Princesse Clémentine, Duke d’Aumale and others wanted to have an incognito trip at sea for a change. It was captain Ecrevisse to steer the vessel and of course director Dufour and engineer Lecointe on board. They left Ostend at 08.40 hrs. to Vlissingen and took breakfast on board. Arriving at 11.00 in Vlissingen they went for a visit on a new packet boat and made a drive to Domburg and Middelburg with a carriage. They return by 20.30 hrs. on board the Prince Baudouin and left to Ostend while having a diner on board. The Prince Baudouin arrived Ostend at 23.00 hrs and the party had a lovely walk on a nice summer evening in Ostend  while chatting what a lovely day out it has been. At the same time plans with captain Ecrevisse were made to do it all over again and visit Boulogne.                     

In February 1886 an interesting piece was published in the newspaper where all names from crew officers  and vessels were printed. This was:     


Parlement Belge

Cpt H. Borgers
Lt M. Bastin

Prince Baudouin

Cpt M.J.B. Hornez
Lt FR. De Wymmer

Marie-Henriette

Cpt Am. Pierre
Lt E. Housmans

Léopold I

Cpt G. Waefelaer
Lt G. Fourcault

Louise-Marie

Cpt E. Tettelin
Lt M. Van de Kerckhove

Comte de Flandre

Cpt A. Van de Velde
Lt G. Slaes

Comtesse de Flandre

Cpt Ch. Romy
Lt M. Hoed

In the summer of July 1886 there was a slight incident on board the Prince Baudouin when a VIP passengers was embarked. The Prince Baudouin with captain Vandevelde had taken the banned French Prince d’Aumale on board (son of the former French King Louis Philippe) and reserved the rear of the ship completely for this passenger and entourage in that was 1st class passengers did not have access to the deck that way. The passengers protested to the captain but he only followed orders from his management. After disembarkation passengers even protested a while further on the quay at Ostend because they were of the opinion it was not the way from the Ostend-Dover line to handle banned persons that way and to put their normal first class passengers aside.

On the 19th December 1886 the Comtesse de Flandre left Ostend and got engine problems and had to return to Ostend. The Prince Baudouin had to take over its trip to Dover and passengers had about 6 ½ hrs.  delay for they’re trip.
On the 25th February 1887 the Prince Baudouin was challenged for a race to Dover by the newly built Prince Albert. The Albert was planned to make his trial trip that day and left Ostend 20 minutes later than the Prince Baudouin for his official crossing to Dover. The Prince Albert arrived 11 minutes earlier. Still the administration was not satisfied with the result and restricted all information to the media as many as possible. The start for a new fleet and faster vessels was not going as planned. That became clear that summer.

The Prince Baudouin had a collision with a fishing boat, the H.17 in September 1888. Three fishermen lost life. The fishing vessel did not use its navigation lights. Coming from Dover and entering port of Ostend collided with the fishing boat which sunk. Three fishermen were killed: Constant Blommaert -23 years and married; Pierre Degroote – 50 years and married with six children; François Vandierendock – 33 years and married with six children. Survivors from the H.17 were: Jacques Blommaert and Leopold Degroote.  The sunken ship was tugged to the after port and near the dry dock in order to be able and search for the remains of the lost fishermen. During the investigation the crew from the fishing boat stated the navigation lights were on? The captain from the Prince Baudouin stated no lights from the fishing vessel was visible.

In March 1889 the administration realised they had a large number of vessels and decided to put the slower vessels possible to rent for a trip. At that moment they had a number of larger, faster and newer vessel for the services which made the older slower ones mostly to be available as stand by vessel. In the Belgian Monitor prices and ship names were published with the names of the vessels whom could be rented. The Léopold, Louise-Marie, Marie-Henriette, Prince Baudouin, Parlement Belge, Comte de Flandre and Comtesse de Flandre was available to be rented for trips at sea against the price of:   

a. For excursion at sea = 100 Fr per half hour.

b. For a trip  Ostend-Dover = 1000 Fr.

c. For Ostend-Dover and back = 1500 Fr.

On the 4th July 1889 the Princesse Henriette had left Ostend at 06.00 hrs. with 50 passengers to be in Dover at 09.30 hrs. By 14.00 hrs. Dover had not news yet and were seriously starting to panic while thinking of the recent catastrophe  with the Comtesse the Flandre and Princesse Henriette. But at 14.00 hrs. a message arrived form Dunkirk that the Princesse Henriette had a cylinder blown and stopped near the Ruytingen light vessel. Captain Waefelaer had asked a French vessel to got to port an send some messages to inform parties. Meanwhile the Flandre had noticed the Princesse Henriette and took the post and passengers over for Dover. Which wasn’t an easy task due to the weather.  The Flandre arrived at 14.00 hrs. in Dover. When the news arrived Ostend the Prince Baudouin was immediately send out to help the Princesse Henriette. But captain Waefelaer refused and requested the Prince Baudouin to take over his service trip form Dover to Ostend. Following that Ostend had send the Marie-Henriette out to help the Princesse Henriette and tug it to port. They arrived the Friday afternoon at 16.00 hrs. after having many problems due to the heavy weather.    

In December 1891 a budget for 545 000 Bfr. was approved in Chambers for repairs and reimbursements. 201 000 Bfr. was asked for the victims of the disaster in March 1889 with the loss of the Comtesse de Flandre and 27 000 Bfr. went to the victims of the collision between the Prince Baudouin and the fishing vessel from Heist. For repairs on the Princesse Joséphine, Princesse Henriette and Prince Albert they needed 259 000 Bfr. The rest was for other expenses.

Captain Van de Velde arrived at Dover on the 1st February 1892 around 20.00 hrs. and got damaged while proceeding to berth. Waiting for the tide to enter he could go in at 21.00 hrs. to berth at the Admiralty pier. While doing the manoeuvre het met an a ship at anker underway and had to avoid that. At the same time he got a heavy wave and wind gust which made him hit the pier. A tug boat quickly came to help and succeeded to avoid further damage on the Prince Baudouin. Some hull plates were damaged and water was coming in.  The ship needed to be repaired at Dover and it was already Wednesday the 3rd February when he arrived in Ostend.

In July 1892 the Prince Baudouin was offered a load of three horses at Ostend for Dover. The horses were accompanied by a horse groomer. Shortly after departure a horse slipped an broke a leg. In that way it could not be healed anymore. The horse groomer was desperate and jumped into sea and drowned. 

Early February 1893 the Prince Baudouin, Cpt Hoed was ordered to go and search for the Princesse Henriette with Cpt Waefelaer. The Princesse Henriette left Dover at 14.00 hrs. and was not in by 20.00 hrs. when the Prince Baudouin left to search. Also the Flandre with Cpt Romyn which left Dover at 20.30 hrs. was asked to look out for the Princesse Henriette. But the Flandre also did not report anymore and the night passed. At 05.30 hrs the Parlement Belge arrived and mentioned the Princesse Henriette was underway tugged by the Flandre. The Princesse Henriette had broken a paddle wheel at port side. Two tugs were ordered to leave and go to help. By 0830 hrs the Flandre managed to get the Princesse Henriette alongside the quay. Many passengers were unhappy and special trains were organised to get them further on they’re destination.  

In 1894 the fleet existed mainly out of larger vessels. There were only two small 200 feet vessels left. The Prince Baudouin an de the Parlement Belge. Next table shows the fleet in April 1894:


Name

Length

Width

Draft

Speed kn

Built year

Marie-Henriette

340 Ft

38 Ft

9.00 Ft

22.23

1893

Léopold II

340 Ft

38 Ft

9.00 Ft

21.95

1893

Princesse Joséphine

300 Ft

38 Ft

8.40 Ft

21.00

1888

Princesse Henriette

300 Ft

38 Ft

8.40 Ft

21.09

1888

Flandre

279 Ft

29 Ft

8.60 Ft

19.00

1888

Ville de Douvres

264 Ft

29 Ft

8.60 Ft

18.85

1887

Prince Albert

264 Ft

29 Ft

8.60 Ft

19.00

1887

Parlement Belge

200 Ft

24 Ft

7.00 Ft

16.00

1873

Prince Baudouin

200 Ft

24 Ft

7.00 Ft

16.00

1872

   In June 1894 the Prince Baudouin was asked to go and find the Ville d’Ostende. That wasn’t an mail steamer but a sailing three mast vessel for the control on fishery which had to arrive Ostend according to planning two days earlier. People were very worried. Therefore the Prince Baudouin went out to search. The Ville d’Ostende had a mission on Iceland this time and was mostly one or two days earlier in Ostend than planned. The ship had a crew of 67 men and existed of 1 captain, 2 officers, a doctor,  chaplain and twelve sailors. Also 50 aspirant sailors were on board for this mission. It was for the captain the first time he had to command that ship. His normal ship was the Ville d’Anvers.  The Prince Baudouin went and visited the three lightvessel, the Wandelaer, Noordhinder and Westhinder. There he could not collect any information about the Ville d’Ostende. By 20.00 hrs the Prince Baudouin arrived back in Ostend. The next day the Ville d’Ostende arrived safely in Ostend.       

It was Friday 30 November when the Marie-Henriette had serious problems. Near the Ruytingen lightship it got into problems with the paddle wheel drive axel which bended. The crew had to fix the port paddle wheel with chains . The Princesse Henriette coming from Dover passed and could see there was no real danger and proceeded her crossing. When there was no news about the Marie Henriette at 16.00 hrs. the order was given to heat up the Prince Baudouin and send it to search for the Marie Henriette and tug it to port. But on arrival of the Prince Baudouin the captain Romyn from the Marie Henriette refused the help from the Prince Baudouin and arrived Ostend the next morning at 11.00 hrs. With the result many complaints from passengers and administration. This item was a good opportunity to talk to the responsible  Minister to look at the possibility for wireless communication. Mister Marconi was in those days busy to develop wireless communication.

As the Parlement Belge would be sold on the 1st October 1894 the Prince Baudouin became the last steamer from its generation and row of six vessels built.
Some of the last tasks for the Prince Baudouin were to be available for rowing races on the 22nd, 23rd and 24th July 1895. Or assist on the race for the “Circle de la rue Flandre” in August. Now the Rapide was in service and the Parlement Belge would be sold in October, the Prince Baudouin became the last in his generation of the six units from the old fleet. The vessel stayed mostly under pressure as stand by vessel in case service was disturbed due to unforeseen problems. That was the case in October 1896 when Dover had send an telegram saying the Rapide was late. She had heavy damage to the paddle wheel. The Prince Baudouin could leave in order to give assistance to the Rapide or to stay close during the trip on one wheel. The Rapide managed to leave Dover at 06.00 hrs. and could slowly make the crossing on one wheel while the Prince Baudouin stayed nearby.

On Tuesday 3rd August the last steamer Prince Baudouin was sold. The public tender took place in the hotel “Universal” in the Ooststraat Ostend. The ship could not operate anymore and bigger and faster steamers were operating for the Ostend–Dover service.

The Prince Baudouin was sold for 34080.45 Fr. to a Dutch company. On 30 August a Dutch tug boat the “Oostzee” arrived in Ostend to fetch the Prince Baudouin and left the same day with the vessel direction Holland were the ship later was scrapped at Bolnes.  

Uit de krant l'Echo d'Ostende van 15 juli 1897 - From the paper l'Echo d'Ostende 15 July 1897.