Pieter de Coninck

Nog tijdens de afwerking van de Jan Breydel werd ook al hand gelegd op de kiellegging van de Pieter de Coninck. Het waren immers twee identieke schepen die door de Belgische overheid bij Cockerill waren besteld. Sinds het succes van de Princesse Elisabeth had men heel wat ervaring uit de realisatie van hun eerste turbine stomer getrokken. Dit kon in de planning van de nieuwe schepen bijgestuurd en verbetert. De plannen waren door het Zeewezen opgemaakt en verder door de ingenieurs van Cockerill verfijnd. Men had al de datum van 7 maart 1910 vooropgesteld voor de tewaterlating van de Pieter de Coninck.

In de media was men kritisch op de namen die aan de schepen werden toegekend. Waarom was men van het patroon van Koninklijke namen afgeweken? Waarom deze keer namen van rebellen?
Jan Breydel en Pieter de Coninck waren namelijk figuren die in 1302 de opstand van de Vlamingen hebben geleid.  Waarom niet Roi Albert? De dag van de lancering werd namelijk Koning Albert gekroond. Van Waalse kant stelde men namen voor zoals “Duc de Brabant” of “Reine Elisabeth”  en men stelde zelfs voor om de schepen te herdopen. Zo moeilijk zou dat toch niet zijn.

Zoals gepland liep de Pieter de Coninck over de middag van maandag 7 maart 1910 bij prachtig weer van stapel. De meter van het schip, mevrouw van de Minister Helleputte gaf de traditionele slag met de bijl om het schip van de slede in beweging te brengen zodat de sierlijke massa statig in de Schelde kon glijden. Na de ceremonie konden de genodigden aan boord van de Jan Breydel de festiviteiten verder zetten daar deze laatste pas op 1 april in dienst zou gaan en nog steeds bij Cockerill lag voor de laatste afwerkingsdetails. Behalve het bijhorende buffet en speeches was er uiteraard de gelegenheid om de genodigden rond te leiden op een prachtig afgewerkt schip zoals de Pieter de Coninck.  En dat kon smaken. Voor de feestelijkheden was de Jan Breydel extra aangekleed met bloemen en versiering. Een streling voor het oog. De hooggeplaatsten hadden bijzondere dank aan de aanwezige Minister en collega’s voor de vrijheid dat ze hebben gekregen tot de realisatie van deze twee nieuwe schepen. En dat was heel wat inzake verbeteringen op technisch vlak.
De verwarming is eerste klasse was deze maal door middel van elektrische ventilatoren die teven in de zomer verse lucht konden voorzien. Er was een telefonische verbinding met de brug en de chef mecanicien. De totale vernieuwing hierin was dat alle installaties elektrisch werden aangestuurd. Verschillende generatoren waren voorzien.

In de Belgische cinema’s vertoonde men nadien de filmopname van de lancering van de Pieter de Coninck. Tegen het einde van de maand werden de commandanten Vandekerckhove en Bastin als bevelhebber aangeduid om dan te vertrekken naar Schotland om de snelheidstesten op de Clyde te voltrekken. Het bleek echter niet nodig om een identiek schip zoals de Jan Breydel nogmaals in Schotland te gaan testen. Zo kon de Pieter de Coninck uit Antwerpen vertrekken op 13 juni 1910 richting Oostende onder bevel van commandant Norman. Een commandant van de Cockerill werf. Voor deze afvaart waren zo’n vijftigtal genodigden. Deze werden in de voormiddag met een sleepboot naar de Pieter de Coninck gebracht. Om 11u00 weerklonk de eerste scheepsfluit van de Pieter de Coninck die al vertrok na het tweede signaal. Het weer viel een beetje tegen door de aanhoudende mist dat het mooie zicht tijdens de reis wat vertroebelde. Maar enkel kilometers voor Vlissingen weerklonk de bel voor het diner van de genodigden. De Pieter de Coninck voer vanaf Vlissingen langs de Belgische kust en leek over de golven te glijden. Op volle zee werd nog de koffie en taart opgediend maar het schip bleek 45 minuten te vroeg als aangemeld voor Oostende te zijn en vaarde verder door naar Middelkerke waar ze nog de Princesse Clémentine in vertraging tegen kwam. Op de terugkeer naar de haven van Oostende kwam ze nog bij de ingang de Princesse Joséphine tegen die voor de reis naar Dover vertrokken was en elkaar uitbundig konden begroeten. Zoals gepland maakte de Pieter de Coninck om 16u00 vast aan de aanlegplaats van het Zeestation. Er stond een grote menigte op de kaai om het schip te bewonderen. Ook de Koning nam de volgende dag even de tijd om de mooie maalboot te bezoeken.
In de daarop volgende dagen werd de Pieter de Coninck uitvoerig getest teneinde deze aan de Oostende-Dover lijn officieel te kunnen overhandigen. De testen hadden dus zoals gezegd plaats op de Noordzee. De proeven begonnen om 10u00 in de morgen en duurden tot 16u00. ’s Avonds zou men nog de verlichting uitproberen die de installatie moeten verlichten. Uit de proeven bleek dat er geen vooruitgang in snelheid gerealiseerd werd. Met gemak haalde het schip de 24 knopen.


Salons aan boord van de Pieter de Coninck - Foto's A. Goethaels

Nog in mei van dat jaar had het Zeewezen een campagne gelanceerd tussen 1 mei en 31 oktober om excursies te promoten. Met drie afvaarten per dag om 10u47, 15u30 en 22u58 kon de plaatselijke toeristen van Engeland proeven voor één dag en dit voor de prijs van 9.40 Fr. Mede de drie nieuwe turbine eenheden vielen erg in de smaak van de reizigers. Het grote comfort en veiligheid was voor de Oostende-Dover lijn een grote troef. Ook was de restauratie aan boord van hoge kwaliteit en concurrentieel schappelijk van prijs. De Pieter de Coninck kon op 27 juni 1910 in dienst en vertrok om 10u47 richting Dover. Nu beschikte de Oostende-Dover dienst over drie snelle turbine schepen.

In november van het eerste jaar in dienst kreeg de Pieter de Coninck af te rekenen met zwaar weer kort na het vertrek uit Dover.  Terwijl andere havens de activiteiten staakten door het slechte weer wilde de dapper Belg niet aan de kade blijven tot het ergste voorbij was. Kort na het verlaten van Dover kreeg de Pieter de Coninck een monstergolf over het schip waarbij zware beschadigingen aan dek werden aangericht. Het dak van de rokersruimte 1e klasse was niet bestand tegen de zware klappen van de zee en werd beschadigd waardoor in de ruimte zelf ook aanzienlijke schade werd aangericht. Andere delen op dek werden verbogen of beschadigd. De Pieter de Coninck moest uit dienst om de schade te herstellen.

In februari 1911 onderging de Pieter de Coninck al een eerste beurt in Hoboken. Terwijl in maart de collectie postkaarten werd aangevuld met uitgaven van de twee nieuwe turbineschepen. De afbeeldingen van de Pieter de Coninck werden uitgegeven op wit karton en vertoonden het schip op volle zee en voor de kust van Dover met opschrift in vier talen. De achterkant was verdeeld in twee delen. Eén deel rechts voor het adres en links voor eventueel tekst.

Op 24 maart kreeg de Pieter de Coninck terug af te rekenen met pech. Na afvaart uit Oostende en nog in het kanaal raakte het schip een zwaar voorwerp wat een zware schok veroorzaakte. Hierbij werd een schroef gebroken en moest het schip terug naar Antwerpen voor herstelling. Waar ze op 28 maart aankwam en in de volgende dagen de herstelling onderging.

 Buiten de gewone onderhoudsbeurten in de geplande periodes is er in 1911/12 niets ernstig voorgevallen. De overheid had ondertussen al stappen gezet om twee nieuwe maalboten te bestellen. Een bijzonder moment voor de Pieter de Coninck was op woensdag 17 september 1913 wanneer Koning Constantijn van Griekenland met zijn familie en gevolg naar Eastborn in Engeland op vakantie ging te gast van de Engelse Koning. In Oostende werden bijzondere maatregelen genomen. Omdat de belangstelling zo groot was, werd de pers op afstand gehouden en de ticketverkoop zolang stil gelegd om de inscheping rond 11u00 veilig te laten verlopen. Alles verliep goed en de Koninklijke groep was al dank zij de “Belgian Flyer” om 14u45 in Londen. De dag nadien mocht de Pieter de Coninck zeshonderd congressisten uit Dover meebrengen voor Antwerpen bestemd. De Minister had voor die dag het schip ter beschikking gesteld. Begin november van dat jaar lag de Pieter de Coninck terug in Antwerpen voor onderhoud waar ze op 7 november terug kon vertrekken naar Oostende. De dag voor Kerstmis kwam de Pieter de Coninck bij het binnen varen van de haven in aanvaring met de visserssloep O.225 Lydie. De visser liep zware schade op. 

In het voorjaar van 1914 lag de Pieter de Coninck nog op 4 maart in Antwerpen maar wat later ook in juni. Op 13 juni kwam het schip uit Antwerpen terug naar Oostende. Vanaf augustus werden naar aanleiding van de oorlogsdaden der Duitsers de turbineschepen uit dienst gehaald omdat ze eventueel als snelle kruisers zouden kunnen worden aanzien. De Jan Breydel, Pieter de Coninck werden naar Antwerpen gestuurd. De Princesse Elisabeth was al in Antwerpen voor herstelling. De Ville de Liège en de Stad Antwerpen werden nabij op het kanaal in de achterhaven gelegd zodoende op een snelle manier bij onheil naar Brugge of Zeebrugge te kunnen vluchten. De vijf andere pakketboten (lees paddelstomers) moesten kost wat kost in dienst blijven voor de verbinding met Engeland. Er moest immers antwoord gegeven worden aan de ongewone toeloop van reizigers vluchtelingen die Engeland wilden bereiken.

Op 6 augustus lag de Pieter de Coninck nog in Antwerpen. Vanaf dan bracht de Pieter de Coninck vluchtelingen uit Antwerpen samen met de Jan Breydel naar Oostende. Terwijl ook de andere schepen die men kon missen voor het overbrengen van vluchtelingen naar Antwerpen werden gestuurd. Van 19 augustus tot 14 oktober brachten de maalboten maar liefst 48 683 reizigers van Oostende naar Engeland. Vanaf eind augustus maakte de Pieter de Coninck ook een tijd deel uit van de verbindingsdiensten met vluchtelingen van Oostende naar Folkestone. Op 6 oktober startte de Pieter de Coninck met het overbrengen van de overheidsdiensten uit Antwerpen naar Oostende. Wat later op 10 tot 12 oktober hielp de Pieter de Coninck met de evacuatie van vluchtelingen uit Oostende naar Engeland. Omdat ook Oostende stilaan werd bedreigd hielpen de maalboten aan een ongewone operatie. De schepen brachten overvol vluchtelingen naar Engeland en keerden onmiddellijk leeg terug. Dit tot wanneer de stad werd bezet en de schepen de opdracht kregen zich naar Le Havre te begeven waar de regering zat. De laatste schepen verlieten Oostende op 13 en 14 oktober met duizenden gekwetsten, zieken, militairen en vluchtelingen. Mede ook staatsambtenaren, leden van het diplomatiek korps en personeel van de ministeries. De laatste overheden van het Zeewezen vertrokken op de Ville d’Anvers, het schip van de kustwacht. Slecht twee afgekeurde schepen bleven achter in Oostende. Dat waren de Flandre (in de achterhaven) en de Princesse Joséphine (op het kanaal) omdat ze niet meer in staat waren om te varen.  Op 13 oktober bracht de Pieter de Coninck de Belgische regering naar Le Havre en bleef daar ter beschikking van de regering. De regering werd namelijk vanaf die datum met steun van de Franse overheid in Le Havre gehuisvest. Terwijl de andere schepen vanaf 17 oktober de opdracht kregen om zich te verspreiden naar Calais, Le Havre, Duinkerke en de Princesse Elisabeth in Londen om verder hersteld te worden en ter beschikking van het Ministerie van Oorlog te worden gesteld. (De Princesse Elisabeth was pas hersteld in november 1916).


De Pieter de Coninck tijden de Eerste Wereldoorlog 1914-18.  

Vanaf december 1915 tot februari 1917 werd de Pieter de Coninck gebruikt als stationair hospitaalschip om dan vanaf februari 1917 uitgerust als hospitaalschip dienst te doen in Dover. Op aandringen van de Engelsen werd het schip samen met de Ville de Liège dan ook tijdelijk afgestaan aan de Admiraliteit voor zijn taak. Tussen 15 maart 17 en 31 december 18 deed het schip 292 overtochten tussen Frankrijk en Engeland. Let wel, deze taak was niet zonder gevaar. Het zuidelijk deel van de Noordzee tot in Calais  lag vol van vaste en vlottende mijnen en er opereerden in die omgeving ook nog Duitse onderzeeërs. Gelukkig bleven de maalboten gespaard.
Vanaf 1 januari 1919 tot 28 maart werd de Pieter de Coninck ingezet op troepen te repatriëren en werd op 29 maart aan de Belgische staat teruggegeven om hersteld te kunnen worden voor normale dienst op de Oostende-Dover lijn. Vanaf 9 juni 1919 kwam de Pieter de Coninck terug in normale dienst op de lijn.  Om maar een idee te geven hebben de maalboot enkel in de tijd dat ze ter beschikking stonden tot 31 december 1918 van de Admiraliteit 3604 reizen volbracht en daarbij 500 365 gekwetsten en 1 661 952 soldaten vervoerd. Voeg daarbij dat vanaf 1 januari 1919, met uitzondering van de Stad Antwerpen en de Ville de Liège, de maalboten daarbovenop nog eens 4000 reizen hebben gedaan. Wat het totaal manschappen brengt op meer dan 2.5 miljoen. Er mag gezegd dat de maalboten tijdens de grote oorlog meer dan hun sporen hebben verdiend voor het vaderland.

In de eerste maanden van 1919 werd en kon de schade slechts stapvoets hersteld. De haven was slechts toegankelijk vanaf twee uur voor en twee uur na hoog water. In de vaargeul lagen immers vele wrakken zoals onder andere de Flandre en Vindictive. Op 15 juni 1919 had men feestelijkheden aangekondigd ter ere van heropening van de regelmatige afvaarten naar Dover.  De Stad Antwerpen was om 14u00 naar Dover vertrokken waarna de bevlagde Pieter de Coninck begeleid door twee Engelse bevlagde schepen om 15u30 uit Dover terug in de haven toe kwam met aan boord een groot aantal hoog geplaatste Ministers, diplomaten en militairen. Op de kade werd door de muziekkapel nationale Belgische en Engelse liederen gespeeld. Voor het hernemen van de dienst was een uitbundig feest voor allen voorzien. Het zomerseizoen stond voor de deur en dat moest zeker in de aandacht worden gebracht. Na moeizame jaren was dat niet overdreven. Men had echter aangekondigd dat er een groot aantal Engelse vaartuigen op de inhuldiging aanwezig zouden zijn. In werkelijkheid kwam de Pieter de Coninck aan te Oostende begeleid door slechts twee Engelse bevlagde vaartuigen. Uiteraard was dat een beetje ontgoocheling voor het grote aantal toeristen die naar dit gebeuren waren gekomen. In de avond was er om 22u00 nog vuurwerk. Zo was vanaf 19 juni 1919 de dienst hernomen met één overvaart per dag. De maalbootdienst kon zich maar moeizaam herstellen na de immense schade die werd aangericht aan de haven.

De feestvreugde was niet van lang duur. Enkele dagen later brak een staking uit onder het personeel van het Zeewezen op de schepen die nog onder bevel stonden van de Engelse Admiraliteit. De bemanningen van de Princesse Clementine en de Marie-Henriette waren in staking gegaan en zo’n 65 manschappen uit Dover met de Pieter de Coninck teruggekeerd naar Oostende. Men wilde een einde stellen aan de ongelijkheid dat de Engelsen meer betaald werden dan de Belgen voor hetzelfde werk.
Dit werd gevolgd door de andere  bemanningen van de hospitaalschepen Princesse Elisabeth en Jan Breydel. Het ongenoegen werd al vlug onder alle personeelsleden gedeeld en men ging over tot een algemene staking na een algemene vergadering in hotel St Joris te Oostende. Het ongenoegen was groot en te zien aan het resultaat van de stemming waarin 734 stemmen voor staking, 3 tegen en 1 onthouding onder het personeel geregistreerd werd. Men eiste betaling van de achterstallige wedde, behoud van de duurtebijslag voor een tweede trimester en vooral de toepassing van het internationaal barema zoals op handelsschepen. Op dat moment 19 pond per maand of omgezet volgens de gaande wisselkoers zo’n 570 Fr. per maand. Tijdens de dienst voor de admiraliteit in de oorlog werden de Belgen betaald volgens het oude barema in Belgische frank. Wat voor hen een verlies van 10 tot 15 % betekende. In de onderhandelingen met de Minister kon men bekomen dat de bemanningen hetzelfde betaald werden als de Engelsen en op alle schepen zouden worden toegepast. De andere punten zouden worden onderzocht door een raad. Daar was men tevreden mee en de staking werd beëindigd. Het was immers al eind juni en zomerseizoen voor de deur. De Pieter de Coninck vertrok de daarop volgende week op normale basis op 30/6 -2/7- 4/7 en 6/7 telkens om 14u00 naar Dover. Tegen eind juli 19 kreeg de Pieter de Coninck ook een belangrijke opdracht om met de Franse president Poincaré een rondleiding en tocht op de Schelde te verzorgen in Antwerpen. Wat later in september was het schip in Antwerpen voor onderhoud en herstellingen.

Minder goed ging het in de prille dagen van het nieuwe jaar 1920 tijdens een zware storm. Op 11 januari 1920 verliet de Pieter de Coninck Dover in zwaar weer met als commandant Coucke en 173 reizigers aan boord. Omdat het nog steeds gevaarlijk was de gewoonlijke route te nemen wegens de aanwezigheid van mijnen stak men over naar Calais om dan langs de Franse kust naar Oostende te varen. Na een half uur op weg naar de binnen-route ter hoogte van Calais was het hoogtepunt van de storm en kreeg het schip een enorme windstoot op de flank en golf over zich heen waarbij het vaartuig zwaar overhelde. Het schip bleef ongeveer 10 minuten hellend in de grip van de zee.  Daar bovenop beukte nog eens twee monstergolven in op het schip. De reizigers dachten dat hun laatste uur geslagen was. Een twaalftal reizigers die buiten op dek stonden en die de instructies van de bemanning hadden genegeerd werden door het geweld op dek gegrepen. Niets kon worden ondernomen.  Een maneuver van de commandant bracht het schip echter recht in positie en min of meer bestuurbaar. Men moest jammer genoeg vaststellen dat een monstergolf enkele reizigers in zee had meegenomen en dat er een aantal reizigers gekwetst werden. Twee Engelsen, Mr. Dear uit Londen greep zich nog aan de kleren van zijn vrouw terwijl die door de golven meegesleurd werd, Mr. Gross die zijn kinderen naar de kostschool in Brugge bracht en een Belgische zeeman, Francois Proost uit Borgerhout waren verdwenen. Deze laatste was nog maar pas ontsnapt aan verdrinking op de Belgische stomer Nipponier in de Golf van Gascogne.  Onder gekwetsten was een Engelse onderhandelaar, Mr. Jack Blaistow, een Franse majoor Sullerot bij de luchtvaart met gebroken ribben. Een Engelse heer Plaistown had een gebroken been en snede aan de slaap. Een Russische onderdaan Jack Foux wondende in Londen, Miss Niel Rowling de vrouw van de toezichter admiralty dienst Zeebrugge. Een vrouw was door het geweld beide benen gewond. Een jonge Engelsman had nierproblemen en ook chef mecanicien Jacquemain was zwaar gewond. Ook meerdere matrozen en stokers werden gekwetst. Na het gebeuren kon de Pieter de Coninck met veel moeite verder naar Oostende waar bij aankomst dokter Van Male aan boord de eerste zorgen kon toedienen voor de gekwetsten naar het ziekenhuis en hotels in Oostende werden gebracht. Het spreekt vanzelf dat het gebeuren diepe ontroering en beroering had veroorzaakt. Dank zij de zeemanskunst van commandant Coucke slaagde hij erin om het schip terug onder controle te krijgen. Men had werkelijk gevreesd het schip in de wilde zee onder de golven te verliezen. Door de slagzij kreeg het schip tonnen water te verwerken dat veel materiële schade had aangericht. Ook aan het redding materieel. Het sombere in de zaak is het feit dat men achteraf bij ticketcontrole en via de achtergebleven bagage heeft vastgesteld dat twee Engelsen, Mm Barklett en A. Lindo Henry alsook een dame waarvan regenmantel en hoed in een hut is gevonden, er nog drie vermisten waren. Meer zelfs, er waren vijf personen die hun bagage niet zijn komen ophalen. De verdwenen Belg F. Proost reisde namelijk ook samen met een vriend. Achteraf wilde de families van de slachtoffers nog de commandant aansprakelijk stellen voor het ongeval. Ten eerste omdat de commandant de reizigers niet van het gevaar op de hoogte zou hebben gebracht en verplicht naar binnen te gaan. Ten tweede om te varen in slechte weersomstandigheden. Ten derde om niet te hebben gewacht op betere weersomstandigheden. En ten vierde om niets te hebben ondernomen om de in zee meegenomen reizigers te redden. De rechtbank in Brugge sprak in februari 1923 de bevelhebber echter vrij en de zaak werd hernomen voor de burgerlijke rechtbank in Brussel. Een schadevergoeding van 2 miljoen werd geëist. Maar ook de rechtbank van Brussel spraak ook commandant Coucke vrij en achtte de eis onontvankelijk gezien de commandant in zich in een situatie van overmacht bevond.

Half augustus 1920 werd de havengeul van Oostende vrijgemaakt van het wrak van de Vindictive. Voor de duur van de werken dienden de maalboten de haven naar Zeebrugge te gaan. De werken en deviatie  duurden echter niet lang zodat na twee dagen ruimte was gemaakt. In november was het al de beurt aan de Pieter de Coninck om de jaarlijkse onderhoudsbeurt te ondergaan in Antwerpen.

Gelukkig bleken de daarop volgende jaren 21/22 vrij van ernstige voorvallen voor de Pieter de Coninck.
Tijdens de zomer van 1923, met name op 8 augustus, zag commandant De Graeve met de Pieter de Coninck plots ter hoogte van de Prapegeerboei 1. Nog een drijvende mijn. Een bericht werd per telegram naar de betrokken diensten gestuurd om het gevaar te melden. Tegen eind oktober diende de Pieter de Coninck naar Antwerpen droogdok voor herstellingen.
Snelle schepen en moderne technologie vraagt veel onderhoud.

In maart 1924 had de Pieter de Coninck in de voorhaven opnieuw bij het uitvaren van de haven een obstakel geraakt en daarbij een schroef beschadigd. Het obstakel bleek een stuk hout met metalen bevestigingen afkomstig van het staketsel. Men zag nog duidelijk de sporen van het schroef op de balk. Het schip diende opnieuw naar Antwerpen droogdok voor herstelling die zo’n 60 000 Fr zou gaan kosten. In juni 1924 was er een aanbesteding voor het vernieuwen van een stel meubelovertrekken. Hiervoor haalde E. David uit Oostende de taak binnen met een bod van 15 587 Fr.

Half januari 1925 kwam de Pieter de Coninck in aanvaring bij het uitvaren van de haven in dikke mist met een stomer “Cesar De Paepe”. Deze laatste liep beschadigingen aan de voorsteven op. De Pieter de Coninck had geen averij en kon de reis naar Dover verder zetten. Een maand later had de Pieter de Coninck dicht bij Dover schade aan het roer opgelopen waardoor bij het invaren van de haven de onbetrouwbaarheid van het roer het schip tegen een golfbreker had geslagen. De schade was weeral aanzienlijk en diende hersteld. Op 21 november kwam de Pieter de Coninck in Dover en dikke mist in aanvaring met een schip de “Sepoy” . Gelukkig was de schade beperkt.

Op 10 maart 1926 kreeg stoker Gruwez (58) een ernstig ongeval waarbij de arme man het leven liet. Aan de kaai was de man tussen wal en schip gevallen. Men de meeste moeite kon man de man uit het water halen Hij was tussen de kaai en het schip gekneld geweest en  zwaar gekwetst aan de borst. Hij werd nog naar het gasthuis gebracht maar overleed er enkele minuten later. Op 4 juni mocht de Pieter de Coninck samen met de Jan Breydel naar Vlissingen om de uitstap van de Rotary leden te verzorgen. Op de twee maalboten zaten zowat 1200 Rotarians die fier met de Rotary vlag in de mast de reis naar Oostende ondernamen.
Voor dergelijke evenementen stelde de Minister maar al te graag de turbine schepen ter beschikking. Zo mocht de Pieter de Coninck einde september 1927 met minister Jaspar en een heel gevolg van hoogwaardigheidsbekleders de haven van Zeebrugge volledig te gaan bezoeken.

In de zomer van 1928 werden passagier records gebroken. Op één dag brachten de schepen op 4 augustus maar liefst 8227 reizigers uit Dover naar Oostende. De Pieter de Coninck kon voor zijn rekening maar liefst 1193 passagiers in Dover inschepen. Wat later in november kreeg de Pieter de Coninck opdracht om 600 Engelse soldaten, afkomstig uit bezet gebied, naar Engeland terug te brengen.

Buiten de jaarlijkse onderhoudsbeurten zijn er in de oude kranten geen onregelmatige te melden zaken gevonden over de Pieter de Coninck. In het voorjaar 1931 lag de Pieter de Coninck afgekeurd in de voorhaven en werd uitgekeken om de Pieter de Coninck te verkopen. Er waren ondertussen al vier nieuwe schepen op de lijn die beter voldeden aan de moderne maritieme vereisten.  Ook de Jan Breydel voldeed niet meer.   Op 4 november 1931 had te Brussel de openbare verkoop plaats van de Jan Breydel en de Pieter de Coninck. Voor de Pieter de Coninck werd door Fr. Rijsdijk 201 430 Fr geboden – Holland Scheepswerven & Mach. H.I. Ambacht: 220 000 Fr. – Scheepssloperij De Koophandel, Nieuw Lekkerland : 228 000 Fr. En NV Simone Scheepssloperij Pernis: 252 150 Fr. De verkoop werd echter aan niemand toegewezen. Op 30 december publiceert het Laatste Nieuws dat de Pieter de Coninck via de Scheldemonding het kanaal Gent-Terneuzen is opgevaren tot in de Gentse haven voor de sloop. De volgende maand januari 1932 werd dan overgegaan tot verkoop van de inboedel van de Pieter de Coninck die aan de Kleine Dokkaai lag afgemeerd aan de scheepswerven van de gebroeders Van Heygen nabij de Dampoort. Notaris Vanderhaeghen had daarvoor vanaf 25 januari en de daarop volgende dagen telkens om 09u00 en om 14u00 zittingen georganiseerd terwijl het publiek de zondag 24 januari de gelegenheid had het schip te bezoeken. De afbraak zou zo’n zes maanden gaan duren en werk verschaffen aan een aantal werklozen.

Eigenaardig dat bij de openbare zitting voor verkoop enkel Nederlanders aan de bieding meededen en dat het schip later aan de Van Heyghen gebroeders werd verkocht. Misschien verklaart een artikel is de Zeewacht van 16 december 1932 meer. In de titel staat “bedrog bij een aanbesteding”. Blijkbaar zou een zekere George N. de opdracht hebben gekregen om het schip te slopen. Bij het geven van de opdracht word een brief van de staat overhandigd aan de sloper die te allen tijde deze brief moet kunnen voorleggen. Het toeval wil nu dat bij controle dhr George N. beweerde de brief verloren te hebben. Daarop werden de werken stilgelegd en dhr George N. vervolgd wegens vernieling van die brief. Hij werd veroordeeld tot één maand gevangenisstraf, 350 FR. Boete en een schadevergoeding aan de staat voor 780 000 Fr.

 We laten de conclusie zoals het is. Uiteindelijk heeft de Pieter de Coninck samen met zijn zusterschip slecht een kort leven van 16 jaar dienst gehad op de Oostende-Dover lijn. Nochtans was de realisatie van beide schepen een mijlpaal in de evolutie van prachtige turbine schepen in die tijd.  Samen met de vier jaar schitterende taak als snel hospitaalschip in de eerste Wereldoorlog heeft de Pieter de Coninck toch wel zijn sporen verdiend.

Still during the built of the Jan Breydel Cockerill yard also started the keel from the Pieter de Coninck. The Belgian governmental ordered vessels were identical. Since the success of the Princesse Elisabeth a lot of experience could be learned from the first built turbine steamer. This experience could be implemented in the planning and built of the two new steamers. And a lot was improved. Plans were made by the Zeewezen engineers and further finetuned by the Cockerill engineers. The date for the launch of the Pieter de Coninck was set on the 7th March 1910.

The media published criticism concerning the names of the two vessels. Why they had changed the name giving of Royals and made a choice for names from rebels? Jan Breydel and Pieter de Coninck were rebels in 1302 whom organised rebellion in Flanders amongst the Flemish and French speaking population. Why not the name “Roi Albert” as on the date of the launch King Albert was crowned. From the French speaking part of Belgium it was proposed to give names like “Duc de Brabant” or “Reine Astrid” and even proposed to rename the ships. That couldn’t be hard to do.

As planned the Pieter de Coninck was launched at midday on March 7th 1910 on a lovely sunny day. The ship was christened by Misses Helleputte, wife of the Minister, whom gave the traditional cut with the axe in order to get the vessel moving on the sleigh and slowly glide into the river Schelde. After the ceremony all invited guests could proceed on board of the Jan Breydel for the festivities and diner. That was possible as the Jan Breydel was planned to enter service on the 1st of April and still was at Cockerill yard to finish last details. Besides the usual banquet and many speeches this was the perfect opportunity to display the wonderful built vessel to the public. A real beauty. The high-ranked politicians and management had a lot of honour for the Minister for the liberty and trust given for the built and realisation of the new vessels. There were many technical improvements.
De heating in first class was driven by electrical ventilators which could also circulate fresh air in the summer season. There was a phone connection from bridge and engine room to the chief engineer. The total improvement was the fact all installations were driven electrically by several generators installed.

In Belgian cinemas the launch from the new modern vessels were later shown. By the end of the month captain Vandekerckhove and Bastin were appointed master of the vessel and ordered to prepare for the coming official test on the Clyde. It was decided those tests would not be organised in Scotland as the Pieter de Coninck was identical to the Jan Breydel. This way the Pieter de Coninck could leave Antwerp on the 13th June 1910 for Ostend with captain Norman. A captain from Cockerill yard. For the departure about 50 people were invited. They were brought with a tugboat to the Pieter de Coninck. At 11.00 hrs a first signal with the steam flute was given. On the second signal the Pieter de Coninck left. The weather was not that good due to a dense fog which limited visibility. But sometime later near Vlissingen the bell was ringing for the guests and dinner was served. The Pieter de Coninck sailed from Vlissingen along the Belgian coast and seems to glide smoothly over the North Sea waves. Coffee and cake was served at high sea but the vessel was 45 minutes earlier near Ostend than announced and made a detour further to Middelkerke were she met the Princesse Clementine which was delayed. Turning back to Ostend she met even the Princesse Joséphine just leaving for Dover and could greet eachother the maritime way. The Pieter de Coninck docked as planned on 16.00 hrs near the station. There was a big crowd on the quay to admire the ship. Even the King came for a visit on the nice new mailboat the next day.
In the following days the Pieter de Coninck underwent a lot of tests before it could be handover by Cockerill to the Zeewezen administration. The nautical tests were performed as said on the North Sea and started at 10.00 hrs until 16.00 hrs. In the evening they would test the full light system and electrical installation. After the tests it seems no improvement was made on speed. But the ship reached 24 knots with ease.


Salons on board the Pieter de Coninck - Phtos A. Goethaels

Even in May that year the administration launched a campaign between the 1st May and 31 October to promote excursions. With three sailings a day on 10.47 – 15.30 and 22.58 hrs the local tourist could taste the facility of a daytrip to the UK for the price of 9.40 Bfr. Also the new turbine steamers were very popular with the customers travellers. The big comfort and safety was a big advantage for the Ostend-Dover line. Also the catering was from a high quality and competing prices. The Pieter de Coninck could start its service on the 27th June 1910 and left on 10.47 to Dover for its maiden trip. Now the Ostend-Dover line had three fast turbine steamers in service.

In November of that year 1910 the Pieter de Coninck was surprised in Dover due to bad weather. While other ports were closed due to the weather the brave Belgian did not stay in port and left Dover. Shortly after leaving Dover the Pieter de Coninck was surprised by a monster wave which damaged the deck. It even lifted the roof of the 1st Class smoking area which could not defend against the heavy and violent hit by the wave. Inside the area there was also a lot of damage. Other parts on deck were bend or damaged. The Pieter de Coninck was to be redrawn from service in order to perform the necessary repairs.

In February 1911 the Pieter de Coninck went to Antwerp for its first maintenance period. While in March the administration released new postcards to join the collection. Pictures of the Pieter de Coninck were printed on white carton and showed the ship at sea and the Dover coast. The card had four languages written. The rear was divided into two parts. One for the address right and left for eventual comment.

On the 24th March the Pieter de Coninck got unlucky again. After departure in Ostend and still in the port channel the ship hit a huge object which created a heavy shock. This damaged the propeller heavily and the vessel had to be sent to Antwerp for repair. Where she arrived on the 28th  and underwent repairs.

Besides the usual planned maintenance periods in 1911/12 the vessel did not experience many problems. The government already made plans to order two more new turbine vessels. A special moment for the Pieter de Coninck was on the 17th September 1913 when King Constantine from Greece was invited as a guest in Eastbourne from the King of England. In Ostend special measures were taken as due to the huge interest of the local people and press for the Royals and family. All ticket sale and traffic was stopped as the party could easily embark on the 11.00 hrs Pieter de Coninck for Dover.  Finally all went well and the Royal group was at 14.45 hrs. in London with the Belgian Flyer. The next day the Pieter de Coninck brought 600 congress members from Dover to Ostend. The Minister had approved the vessel for this crossing. At the first week of November the Pieter de Coninck went to Antwerp for its annual maintenance and was back the second week. The day before Christmas the Pieter de Coninck came in collision with a fishing boat O.225 Lydie during entrance of the port. The fishing boat was severely damaged.

The Pieter de Coninck was in Antwerp early spring and later in June 1914. On the 13th June the ship came from Antwerp to Ostend. As from August and due to the German aggression and war crimes it was decided to get the turbine vessels out of service as they could be considered as cruisers. The Jan Breydel and Pieter de Coninck were sent to Antwerp. The Princesse Elisabeth was already in Antwerp for repair and the Ville de Liège was put in the canal Ostend-Bruges so in case of urgency the ship could escape to Bruges or the port of Zeebruges. The other five paddle steamers had to stay in service at all cost as the number of passengers (read refugees) wanted to travel to the UK was increasing every day.   

On the 6th August the Pieter de Coninck was in Antwerp. From then on the Pieter de Coninck brought together with the Jan Breydel refugees from Antwerp to Ostend. All mailboats available were running between Antwerp and Ostend in order to transport as much as possible refugees out of Antwerp. From the 19th August until the 14th October the Belgian mailboats brought 48 683 passengers from Ostend to England. From end August on the Pieter de Coninck participated in the transport and evacuation from refugees from Ostend to Folkestone. As from the 6th October the Pieter de Coninck started to evacuate government services from Antwerp to Ostend. Four days later she run again from 10/10 until 12/10  with refugees between Ostend and the UK. As Ostend also became in danger for the German occupation the mailboats participated to an exceptional operation to transport refugees. The ships were loaded fully in Ostend, discharged in Folkestone and returned empty. Non-stop. This until the Germans were at the gates of Ostend  and the ships were ordered to sail to Le Havre in France. Ostend was occupied on the 16th October. The last ships left Ostend on the 13th and 14th October with thousands of injured, sick people, military and refugees. Also civil servants and members of the diplomatic corps. The last members of the Zeewezen management left with the Ville s’Anvers, a coast guard vessel. Only two mailboats left behind in Ostend as they were not fit to run. That was the Flandre (in the rear  port) and the Princesse Joséphine (on the channel Ostend-Bruges)  as they could not be operational. On the 13th October the Pieter d Coninck brought the Belgian Government to Le Havre in France were they installed the governmental services with support of the French government. The other vessels got the order to go and divide to Calais, Le Havre and Dunkirk.  The Princesse Elisabeth went to London to finish repairs and being hand over to the Ministry of  War.  (The Princesse Elisabeth was only repaired in November 1916).


The Pieter de Coninck during the First World War 1914-18.

As from the 15th December until February 1917 the Pieter de Coninck was used as stationary hospital ship in Dover. It was insisted by the Admiralty that the Pieter de Coninck and the Ville de Liège would be handover for its tasks as hospital vessel. Between the 15th March 1917 and 31st December 1918 the ship performed 292 crossings between France and England. This was not without danger. The southern part of the North Sea was full with floating mines and submarines were operating in that area. Luckily the mailboats were spared from disaster.
As from the first January 1919 until the 28th March the Pieter de Coninck repatriated troops and later on the 29th March handed over by the Admiralty back to the Belgian government. On the 9th June the Pieter de Coninck return to its normal services on the Ostend-Dover line. To give an idea of the performance of the mailboats for the Admiralty during the war until the 31th December, the ships performed 3604 crossings and transported 500 365 injured and 1 661 952 troops. Add from the 1st January 1919, with exception of the Ville de Liège and Stad Antwerpen, the mailboats performed another 4000 crossings. Which brings the total on over 2.5 million. It may and can be said the Belgian mail steamers has earned more than respect for their performances and fatherland.

In the first months of 1919 the war damage could only be repaired step by step. De ports was difficult accessible only two hours before and after high tide due to the wrecks in the port channel. Wrecks like the Flandre and HMS Vindictive. Festivities were announced for the 15 June 1919 for the reopening of the Ostend-Dover route. De Stad Antwerpen had left at 14.00 hrs. to Dover and the Pieter de Coninck to arrive shortly after at 15.30 hrs. from Dover fully flagged an escorted by English ships with on board a lot of high placed persons, Ministers, military and diplomates. On the quay a fanfare played the national English and Belgian anthems and melodies  For the restart of the services they had a huge feast planned. The summer season was near and had to be brought to the attention of public and tourist. After those difficult years it was also with a commercial goal. Only it was announced that the Pieter de Coninck would enter port accompanied by a lot of English vessels. It was a small disappointment for the present tourists when the Pieter de Coninck entered accompanied with two small English flagged vessels. But in the evening at 22.00 hrs. a huge firework displayed the joy. Officially the Ostend-Dover route reopened on the 19th June 1919 with one sailing a day. It was very difficult to restore the mailboat service after the immense damage created by the Germans in the port of Ostend.

The joy was of short term. A few days later Zeewezen crews still under the Admiralty responsibility went on strike. De crews from the Princesse Clémentine and Marie-Henriette went on strike with about 65 men and returned from Dover with the Pieter de Coninck to Ostend. They wanted to end the difference in wages between the Belgian and English crews as they were doing the same job on the same ships. This was supported by other crews on the hospital ships Princesse Elisabeth and Jan Breydel. Eventually this was shared by all staff and a general strike was declared after a meeting in the St Joris hotel in Ostend. The vote was unanimous with 734 for – 3 against and – one blank vote.  Payment of all overdue wages was demanded, equal pay like the English for the same work,  preservation of extra crisis pay for the second trimester, and mainly the adjustment of wages according to the international scales on merchant ships. At that moment  19 pound per month or 570 Bfr. During the service for the Admiralty Belgians were paid by the Belgian scale in Belgian francs. Which meant about 10 to 15 % less.  In the negotiation with the Minister it was agreed all crews would be paid according to the international scale and English crew and this on all ships. This ended the strike. Considering it was already end June and a summer season shortly ahead. The other demands would be investigated by a special commission. De Pieter de Coninck started service and left the next weeks  on 30/6 – 2/7 an 6/7 every time at 14.00 hrs. to Dover. By the end of June  the Pieter de Coninck got also a mission from the Minister to accompany the French President Pointcaré and visit Antwerp with a tour on the river Schelde and visit of the port installations. Later in September the vessel went to Antwerp for maintenance and repairs.

It went less well for the Pieter de Coninck in the first days of January 1920 during a heavy storm. On the 11th the Pieter de Coninck left Dover in heavy weather with captain Coucke and 173 passengers on board. Because it was still dangerous to take the standard route due to the dangers of mines, the vessel went straight over direction Calais and planned to go safer alongside the French coast to Ostend.  After one half hour and near Calais the storm became very intense and the vessel got a  very heavy gust of wind on the flank which made it to lean over on one side and stay there for about 10 minutes in the grip of the sea. On top of that two monster waves hit the ship. Passengers thought it was their last moment. About twelve passengers outside whom ignored instructions were hit on deck  by the violent waves? Nothing could be done. A maneuver from the captain brought the ship back under control in a straight position and more or less navigable. Sadly they had to state that a few of the outside passengers were taken into the sea by the violence and some were injured. Two English. Mr. Dear from London could grab the clothes of his wife but disappeared into the waves. Mr. Gross, which brought his children to Bruges boarding school, and a Belgian sailor Mr. Francois Proost from Borgerhout disappeared. Mr. Proost earlier escaped from a disaster on a Belgian steamer Nipponier in the Gascogne Gulf. Under the injured was and English negotiator Mr. Jack Blaistow, a French Major Sullerot  from the air force with broken ribs. An English Mr. Plaitown had a broken leg and cut on his sleep. A Russian citizen Jack Foux living in London. Miss. Niel Rowling, the wife of a supervisor from the Admiralty in Zeebruges. A woman was injured at both legs due to the force. A young Englishman had kidney problems and also the chief engineer Jacquemain and some sailors and stokers  were injured. After the accident the Pieter de Coninck had many problems to proceed to Ostend and was awaited on arrival by a doctor Van Male for first care and see that all necessary injured could be taken to hospital in Ostend for proper care.  It is obvious the accident created a lot of grief and stress. Thanks to the skill of captain Coucke the ship could be saved out of the force of the monster waves and bring the ship back under control. They were really afraid to lose the ship on that terrible moment of violence. During to the unstable position the ship it had been terrorized with tons of water which damaged a lot of the deck installation and more. Even the lifesaving equipment was destroyed. An even more dark side on this story is the fact three more people were missing. After the control of tickets and luggage it was stated that two English, Mr. Barklett and A. Lindo and a lady which hat and coat was found in a cabin, were missing. Even more, five persons did not picked up their luggage. The missing Belgian Mr. Proost was also traveling with a friend.  Later families from the victims tried through court and blamed captain Coucke responsible for the death of their family member. In the first place as the captain did not notify the passengers and forced them to get inside the ship. Secondly to depart in bad weather. Third to sail in bad weather. And four to do nothing to save the victims drawn into the sea and try to save them. The Bruges Court announced its decision in February 1923 and proclaimed the captain free of responsibility. That wasn’t enough for the families and went to a higher Court in Brussels. They claimed 2 million Bfr. but the Brussels Court did not accept the claim as the court was of the opinion the captain was in an exceptional situation of “Force of majority”.

By half August 1920 the port channel was cleared from the wreck of the HMS Vindictive. It was planned for the time of the work to deviate the Ostend-Dover Line to Zeebruges. But the clearance did not take long but two days and services could be normal again in Ostend. By November the Pieter de Coninck went for its annual maintenance and repair to Antwerp.

Luckily the next two years 21/22 were free from serious accidents for the Pieter de Coninck.
During the summer of 1923, and especially on the 8th August, captain De Graeve noticed with the Pieter de Coninck a WW1 floating mine near the “Prapegeerboy”. He could send a telegram to the proper office to report the fact and danger. By the end of October the Pieter again went to Antwerp for its annual maintenance and repairs. Fast and modern ships demanded a lot of maintenance and repairs.


In March 1924 the Pieter de Coninck hit an obstacle leaving port of Ostend and damaged the propeller. The wooden obstacle piece seems to be a piece from the pier with metal parts. The cuts from the propeller were clearly visible on the wood. Again the vessel needed to go to Antwerp for repairs which were estimated to the sum of 60 000 Bfr. In June that year there was also a public tender to renew seat covers. A Mr. A. David from Ostend won the public tender with a sum of 15 587 Bfr.

Half January 1925 the Pieter de Coninck had a collision in a dense fog with the steamer “Cesar de Paepe”. The steamer had a lot of damage to the front but the Pieter de Coninck could proceed with his crossing to Dover.   A month later the Pieter de Coninck had some damage to the rudder. While entering port and instability from the rudder it hit rock at the break water. The damage was again severe and the vessel needed to be repaired again. On the 21st November the Pieter de Coninck came in collision again with a vessel called “Sepoy”. But this time the damage was limited.

On the 10th March 1926 stoker Gruwez (58) got an accident which costed him his life. The poor man fell into the water between quay and ship. It took a lot of effort to get the man out of its position. He had been caught between ship and quay and was heavily injured to the breast. He was brought to hospital but died minutes later underway. On the 4th June the Pieter de Coninck could together with the Jan Breydel perform a special mission and go to Vlissingen with a large group of Rotary members. Both ships carried about 1200 members and showing the Rotary flag underway to Ostend.For occasions like that the Minister gladly gave the Ostend-Dover mailboats available. Now he could do that with the beautiful turbine steamers. This way the Pieter de Coninck could make a tour in 1927 with Minister Jaspar and al group of politicians to visit the port of Zeebruges.

 In the summer of 1928 many passengers records were broken. On one day on the 4th August the mailboats brought 8227 passengers from Dover into Ostend. De Pieter de Coninck took 1193 pax on board in Dover. Sometime later the Pieter de Coninck got a special mission to transport 600 soldiers returning from occupied territory back to England.

Besides the annual maintenance the local media did not report any special news about the Pieter de Coninck for a few years. In spring 1931 was the Pieter de Coninck laying in the docks to spare and the administration was looking to sell the vessel. In the meantime four new vessels had entered the Ostend-Dover line which had better meet the modern nautical demands. Also the Jan Breydel did not satisfy anymore. On the 4th November 1931 a public sale took place in Brussels to sell the Jan Breydel and the Pieter de Coninck. Offers for the Pieter de Coninck were from Fr. Rijsdijk Holland : 201430 Bfr. – Scheepswerven and Mach. H.I. Ambacht Holland: 220 000 Bfr – Scrapyard De Koophandel Holland: 228 000 Bfr. And Scrapyard NV Simone Pernis Holland: 252 150 Bfr. The administration did not accept the offers and things went quiet. But on the 30st December the newspaper Het Laatste Nieuws published an article that the Pieter de Coninck entered the port of Ghent through the canal Gent-Terneuzen and was docked for scrapping. The next month in January 1932 proceedings by a Notary took place to sell the interior of the vessel which was docked near the scrapyard Van Heyghen in Gent. The Notary Vandehaeghen had organized as from the Sunday 24th January special days to visit the ship at 09.00 hrs and in the afternoon at 14.00 hrs. occasion to buy pieces on a public sale. The scrapping would take about six months and would create some employment for the high number of unemployed under the population and ongoing bad economical time.

Rarely, on the public sale from the Jan Breydel and Pieter de Coninck only Dutch companies had entered an offer and later the Pieter de Coninck was sold and handled by an Belgian company Van Heyghen from Gent. Maybe an article in the newspaper “De Zeewacht” from 16.12.1932 explains more. The article mentioned the title “Cheating on public sale”. Apparently a certain mr. George N. did get the order to scrap the Pieter de Coninck. With an official order to scrap a ship there is a special document given from the government to the scrap yard. This document must be kept all the time and presented on request to the official inspection. But on inspection mr. George N. claimed to have lost the document. The scrap works were stopped and mr George N. brought to Court and sentenced for destruction of the letter and one month in prison , 350 Bfr. fine and 780 000 Bfr damage claim.     

We leave the conclusion as it is. Eventually the Pieter de Coninck and its sister ship had only a short 16 year life on the Ostend-Dover line. The realization of both ship were al do a milestone in the creation of new and wonderful turbine vessels in those days.  Together with its four year task as an fast hospital ship during the World War 1 the vessel deserved its good reputation and respect.        

                             

Folder collection Agust Goethals