La Flandre

La Flandre werd in 1888 als yard nummer 274 gebouwd bij Cockerill naar model van de Prince Albert en de Ville de Douvres. La Flandre had een lengte van 82,84 m en was 8,84 m breed. De motor van 4300 PK verplaatsten de 1021 ton en haalde een snelheid van 19 knopen. Diepgang 3.62 m.
In juli 1888 werd het schip te water gelaten.

Het was de kans voor Cockerill om de fouten uit het verleden te verbeteren die bij de bouw van de Prince Albert en de Ville de Douvres zijn gemaakt. De Belgische Staat had immers  ook twee schepen besteld bij de Engelse scheepswerf van de gebroeders  Denny  in Dumbarton. Het lastenboek schreef duidelijk voor aan welke eisen dienden te worden voldaan. En dat deed het ook.

De inrichting was zoals de Prince Albert en de Ville de Douvres maar uit de problemen met de techniek had men lessen geleerd. Het was vooral dit keer een wedijver om competitief tegen de Engelsen een schip te bouwen. De reputatie stond op de helling.

In november 1888 werd het schip in Oostende geleverd. Commandant Tettelin was op 15 november met zijn bemanning naar Antwerpen vertrokken om het schip bij Cockerill  te halen.
Op vrijdag 16 november kwam dan het schip in Oostende aan.
Ze was om 09u30 uit Antwerpen vertrokken en al om 12u00 aan Vlissingen. Juist op het moment dat de Nederlandse maalboot, de Queensbourough, vertrok. Zoals gewoonlijk bij dergelijke gelegenheid legden de schepen zich op één lijn. Er werden al drie minuten op de La Flandre verloren daar zij nog de rivierloods dienden te ontschepen. Maar het was 12u27 wanneer La Flandre zijn concurrent al kon inhalen. Deze laatste verloor echter de moed niet en zette ter hoogte van de Wandelaar koers naar Engeland. La Flandre had tegen dan al zo’n vijf mijl voorsprong. Het was duidelijk dat het Zeewezen deze keer een solide schip met hoog comfort en techniek in ontvangst had genomen.

De officiële testen waren voorzien op 20 november 1888 maar dienden uitgesteld wegens het slechte weer. De testen werden op zaterdag 1 december uitgevoerd en dit tussen Nieuwpoort en De Panne. Daar haalde men steeds 19 knopen. Het exacte cijfer was 18.985 knopen met 44 toeren per minuut en een kracht van 4000 PK. Dit was een onverwacht succes en de Cockerill werf kon de uitgeloofde premie van 100 000 Fr binnen halen als kroon op het werk voor de vele  inspanningen en offers die gemaakt werden. De geplande aanpassingen aan de Prince Albert en Ville de Douvres zouden ongetwijfeld ook tot dergelijk succes leiden.      
De ingenieurs hadden de motoren totaal anders bestudeerd  samen met de Engelse industrieel Ingenieur M. Marchal. Hierdoor kreeg La Flandre totaal andere boilers en motoren dan de voorgaande stomers.  De inrichting was wel van dezelfde goede smaak en duidelijk klasse.
De ruime salons tweede klasse waren vooraan de machines gelegen en de salons 1e klasse achteraan. Er waren vier private cabines per salon. Vooraan de salons waren de bemanningskwartieren.
Het hoofddek was voor een afstand van 18 meter overdekt in geval van onguur weer. En er was een restaurant voor meer dan 40 personen. Boven de tamboeren was een promenadedek.
De ruimten werden verlicht door elektrisch verlichting. Wat een speciaal karakter gaf aan deze nieuw maalboot. De verwarming gebeurde door middel van Amerikaanse kachels die gemakkelijk  te onderhouden waren.  
Het schip was getest en kon onmiddellijk in december in dienst worden genomen.

La Flandre vertrok te Dover op 18 november 1890 met Cdt Romyn en was om 22u00 nog niet aangekomen. Voor Nieuwpoort brak de reductie van de machine en diende het schip voor anker te gaan. Een boot werd uitgezet met een officier, de kwartiermeester en vier matrozen om naar Oostende te gaan het voorval melden. Omdat er in Oostende geen nieuws was werd al om 5u00 s ’morgens een sleepboot uitgestuurd om de La Flandre te gaan zoeken. Deze kwam zonder resultaat terug om 10u00. De Marie Henriette werd opgewarmd om La Flandre te gaan zoeken. Even na tien uur kwam dan de boot met de bemanning van La Flandre te Oostende aan en kon het nieuws melden. Onnodig te zeggen dat de angst werd weggenomen wanneer dit nieuws toekwam.
De Marie Henriette kon vertrekken en kwam tegen de middag aan met de reizigers en de post van de La Flandre. Later in de namiddag rond 14u00 kwam La Flandre op sleep te Oostende aan.

Het was zondag 26 juli 1891 in de avond wanneer de maalboot La Flandre (Cdt. Romyn) een aanvaring had met een Engelse boot “l’ Amorette” (cpt.  Dicksonn) die met een lading kolen onderweg was naar Porthmouth. La Flandre was in de zware mist om 20u00 vertrokken uit Dover en vaarde heel voorzichtig met de nodige signalen en had al twee of driemaal uitgeweken om vrachtschepen te laten passeren wanneer zich plots een hevige schok voordeed. De La Flandre had de l’ Amorette aangevaren die zijn aanwezigheid niet had aangekondigd. De La Flandre stopte onmiddellijk en liet zijn reddingsboot in het water om de bemanning van het aangevaren schip te redden en aan boord te nemen. Enkele minuten later verdween l’Amorette die in twee was gebroken in de zee.
Bij aankomst te Oostende maakt commandant Romy zijn rapport over aan de autoriteiten en werd de bemanning van de l’Amorette naar de Engelse ambassade gebracht.
Wat uitzonderlijk was is dat de La Flandre geen enkel schade had opgelopen. Hoe klein maar ook. Wat doet vermoeden dat de Engelse boot niet meer van de jongste was.
Een officieel onderzoek zou pas de volgende maandag plaats hebben. Volgens de bemanning voer de l’Amorette zonder lichten en was zijn signaal heel zwak.        

De pakketboot Victoria behorende aan de Chatham Dover Packet Steamer Company had op vrijdag avond 23 december 1892 bij het verlaten van Dover aan de Admiralty pier met de La Flandre een aanvaring. De schade aan de maalboot was niet zo erg en het schip kwam op schema aan in Oostende 

Op maandag 12 februari 1894 rond 04u00 kwam de La Flandre in het slechte weer aan in Oostende en raakte het staketsel. Hierbij werden enkel palen beschadigd. De maalboot had een weinig averij.
La Flandre liep op dinsdag 13 november 1894  bij het verlaten van Oostende in het slechte weer wat schade op.

De La Flandre was op 23 maart 1895 door de dikke mist nabij Folkestone aan de grond gelopen maar kon even later weer vrij komen zonder enige schade. Het schip is zondag om 06u40 in Dover aangekomen..  

Een drama op zee.

Op maandag 23 december 1895 had voor de haven van Oostende een zware aanvaring plaats met de sloep N° 183. De sloep “Eulalie” nr 183 van  Cattoor-Mollemans die voor anker was gegaan ter hoogte van het kursaal.
Ongeacht de mist waren ze aan het vissen en namen geen voorzorgen om de reglementaire lichten te ontsteken. (Wat door de bemanning van de maalboot achteraf werd bevestigd).
De maalboot La Flandre onder bevel van luitenant Stocker, diende in die nacht aan te komen,  zag geen enkel obstakel en liep door wanneer plots een hevig schok werd gevoeld. De vissersboot werd werkelijk in twee gevaren.
Zodra de commandant de reddingsprocedure had gestart werd nog hele tijd uren naar overlevenden gezocht. Enkel matroos Emile Dedrie kon zich nog aan een drijvende balk vast houden en kon gered. Hij had zijn voet gebroken en kon in het hospitaal worden verzorgd.
De verantwoordelijkheid van het ongeval was enkel te wijten aan de bemanning van de sloep die de verantwoordelijkheid voor signalisatie aan een matroos had overgelaten en dit had verwaarloosd.  

De reporter van de krant Le Carillon van 25 dec. beschrijft zijn bezoek aan de overlevende Emile Dedrie als volgt:

“Ik ben bij de overlevende ter plaatse geweest in het populaire kwartier in de Franciscusstraat. Op het einde van de straat een klein huisje dat misérie uitstraalt. Een onmogelijke trap, een kamer met zeer laag plafond. Op een kampeerbed ligt een jonge man van zo’n twintig jaar. Rond het bed drie vrouwen waaronder ik de vrouw van de ongelukkige booteigenaar herken en twee arbeidsters. Allen waren in een gesprek en geanimeerde discussie. Ik vermijd dat de gesprekken worden onderbroken en zie wat ik heb kunnen noteren in de verklaring van de geredde matroos Dedrie Emile.” :

“Na 12 dagen op zee wilden we om 23u30 in de haven binnen varen. Ter hoogte van de kursaal en op een afstand van de kust, was de ganse bemanning op de brug en waren de reglementaire lichten gehesen wanneer we plots een hevige schok voelden. Zonder het te beseffen wat er gebeurde lag ik een beetje later in het water. Ik kon me aan een stuk hout vast houden.
De maalboot die onmiddellijk stopte, zette zijn reddingsboten uit om de slachtoffers te vinden. Mijn geroep werd gehoord en ik kon aan boord worden gehesen. Na lang intens zoeken werd de hoop opgeheven en startte de maalboot om met meer dan één uur vertraging aan te komen.
Ik geloof dat mijn kameraden bij de aanvaring door het gebroken hout van de boot werden vermorzeld.”

Hier de namen van de verdwenen mannen:
Vanhoecke Auguste, 38 jaar, schipper;
Vanhoecke Gust, 12 jaar, zoon van voorgaande;
Delplace Désiré, 48 jaar;
Verschraeye Désiré, 36 jaar;
Caroen Auguste, 56 jaar;
Vanduyvenboden, bootroeier.

Dezelfde krant wist op 16 februari 1896 te melden dat op 13 februari het lijk van de eigenaar Auguste Vanhoecke is gevonden. Het lijk was in vergevorderde staat van ontbinding kon enkel door de echtgenote aan de hand van littekens en kleren worden herkend. De man zou even later te Vlissegem worden begraven.   


Ongeval door onvoorzichtigheid op 1 maart 1897.

Aan boord van maalboot La Flandre die de zondag aan de kaai lag afgemeerd deed zich een vreselijk ongeval voor. Rond 7u00 in de morgen waren enkele lossers begonnen met het lossen van vijf wagons briketten voor de maalboot. De briketten die in zakken van zo’n zestig kilogram werden getransporteerd, werden dan gelost in een opening  ter hoogte van de brug van het schip. Die vallen dan zo’n zes meter naar beneden in een ruim dat 25 ton kan opslaan.
De eerste losser die de zak uitgoot was vergeten de mensen in het ruim te verwittigen die daar de restanten van de briketten aan het ordenen waren. De volledige inhoud van de zak kwam op het hoofd van een ongelukkige terecht die bewusteloos viel en de anderen niet kon verwittigen. Daarop kreeg hij nogmaals de inhoud van een achttal zakken op zijn lichaam. Gelukkig had één van zijn collega’s het opgemerkt en kon het slachtoffer uit zijn kritieke toestand halen. Anders zou hij met de ganse lading van 25 ton kolen zijn bedolven.
Hij kon uit zijn situatie gehaald worden maar in een zeer slechte staat. De dokter Snoeck werd dringend opgeroepen en kon breuken en zware verwondingen in het gezicht vaststellen. Tevens klaagde de man van inwendige pijnen.
De ongelukkige Joseph Meysman was 40 jaar, getrouwd en vader van zeven kinderen. Hij werd naar huis gebracht in het kwartier van het nieuwe park.
De Politie voerde ook grondig onderzoek om de verantwoordelijke van het ongeval te kunnen vinden. Naar men had vernomen was de toestand wanhopig.
In de krant van 7 maart verscheen echter het volgende:

“Foute geruchten.  Het gerucht deed de ronde dat stoker Joseph Meysman, slachtoffer van het ongeval op de maalboot La Flandre aan zijn verwondingen zou overleden zijn.
Uit goede bron hebben wij vernomen dat deze geruchten fout zijn. De dokters die hem verzorgen hopen hem het leven te kunnen redden.”

Brand op de maalboot!

De maalboot La Flandre verliet Dover zoals gewoonlijk om middernacht op woensdag 24 november 1897 onder bevel van commandant Vandekerckoven wanneer na zo’n twintig minuten buiten Dover werd “brand” geroepen.
Er ontstond begrijpelijk een onmiddellijke paniek waardoor een stormloop naar de brug ontstond. De kapitein deed onmiddellijk stoppen. Het vuur deed zich voor in de ruimte waar waarde stukken werden geplaatst en waar een warme buis door liep om de ruimte van de matrozen te verwarmen. Daardoor was ongetwijfeld vuur ontstaan in deze ruimte. Terwijl de matrozen de waarde stukken probeerden te redden werden de ontvlambare vloeistoffen en branden hout  in zee gegooid tot alle gevaar geweken was. Een half uur later kon de maalboot de reis terug aanvatten en met een tandje bij op de motor toch nog op schematijd in Oostende aankomen.

Ongeval op de maalboot Oostende-Dover op 9 juli 1900.
In de nacht en op het traject Dover-Oostende heeft de La Flandre een blad van het stuurboord rad gebroken. Het losgekomen blad sloeg tegen de tamboer en maakte een hels geluid op de brug. De maalboot kon haar reis verder zonder al teveel problemen.  

De pakketboot La Flandre heeft zaterdagavond 19 januari 1901 een ongeval gehad tijdens de overtocht Oostende naar Dover waarbij de as van het wiel brak. Hierdoor werd er vertraging opgelopen en dient het schip uit dienst en hersteld. Ten gevolge van het ongeval dienen de andere vaartuigen praktisch continu de overtochten te verzorgen.

Ondertussen werd in 1902 een zendstation aan boord geplaatst.

Het is wel normaal in die tijd van het jaar en weten dat in de novembermaand soms hardnekkig mistig kan zijn. Op 17 november 1904 meld de krant:

“Een hardnekkige mist hangt sinds maandag avond over de stad en is deze nacht nog dichter geworden. Op het staketsel buldert het canon en luid de klok in antwoord op de scheepshoorn.
De maalboot La Flandre, komende van Dover en verwacht om 03u00 deze morgen, diende enkele uren te wachten en is pas om 7u00 in de haven aangekomen.”


Incident aan boord van de maalboot La Flandre op vrijdag 23 maart 1906.

Om 11u30 in de morgen was er in het restaurant 1e klasse een zwaar incident. De noodprocedure van de maalboot heeft gewerkt maar was ontoereikend waardoor de brandweer van Oostende diende opgeroepen.
Reeds vijf minuten na de oproep waren de pompiers ter plaatse en konden efficiënt onder publieke belangstelling de brand aanpakken.
Na een kwartier kond de brandweer de brand meester maar was het restaurant 1e klasse was  volledig vernield. De schade was aanzienlijk en een onderzoek werd geopend.
De maalboot is buiten dienst en was bedoeld om 03u00 af te varen. Ze werd vervangen door de Ville de Douvres. Gefeliciteerd aan de brandweer die een les konden geven aan het personeel van de Staat.

Het was 11 januari 1909 wanneer de administratie van het Zeewezen de boilers van de maalboot La Flandre bezocht en advies uitbracht dat de boilers dienden vernieuwd te worden.

In april 1912 werd bekeken hoe de snelheid van de maalboten op te voeren.
De maalboot La Flandre was naar Antwerpen vertrokken waar ze zou worden aangepast met een Canonne systeem. Dit systeem om hogere snelheden te halen werd ontworpen door Ir Canonne waarbij lucht word ingeblazen tussen de romp en het water.

Ondertussen was het schip in 1914 in slechte staat en in Oostende achtergelaten bij de inval van de Duitse troepen. Bij het verlaten van Oostende op het einde van de oorlog hebben de Duitsers de La Flandre in de haven laten zinken teneinde de haven te blokkeren.
In 1920 werd het wrak deels opgeblazen en later in maart/april 1924 werd het deel van het resterend verzande schip  (+/- 20 meter) tot schroot verwerkt.

 

The vessel La Flandre was built in 1888 by Cockerill as yard number 274 and to the model from Prince Albert and Ville de Douvres.
La Flandre was 82.84 meter in length and 8.84 m. width. The 4300 HP engine moved 1021 tons and got to a speed of 19 knots. Draft was 3.62 m.

The ship was launched in July 1888. It was the opportunity for Cockerill to prove it’s skills and improve the faults made in the passed on de Prince Albert and Ville de Douvres. The Belgian Government had ordered that year also two other vessel to the Denny Brothers yard in Dumbarton England. The order requirements were clearly defined and La Flandre met those demands.

The interior was like the Prince Albert and Ville de Douvres. But lessons were taken from the passed from the problems with the Prince Albert and Ville de Douvres. This time it was competition against the English yard to build a solid ship. Cockerill’s reputation was very important.

In November 1888 the ship was delivered in Ostend. Captain Tettelin left on the 15th with his crew to fetch the La Flandre in Antwerp at Cockerill yard.
The ship arrived on Friday 16th in Ostend. It left Antwerp at 09.30 hrs and was in Vlissingen at 12.00 hrs. Just on the moment the Dutch ferry, the Queensbourough departed. As usual in a situation like that the ships lined up. La Flandre lost about three minutes as it has to disembark a river pilot. But it was 12.27 hrs when La Flandre passed his competitor. The Queensbourough did not drop it’s courage and turned course to Engeland at the Wandelaar. The mailboat La Flandre was about 5 miles in front at that time. It was clear this time the Belgian Zeewezen had a solid ship with high comfort delivered.

Official testes were planned on the 20st November 1888 but did not take place due to bad weather. Tests were made on the 1st December between Newport and De Panne where every time 19 knots were reached. Exactly 18.985 knots with 44 rounds per minute and 4000 HP force. This was an unexpected result and Cockerill could receive a bonus for 100 000 Fr for its result, many extra effort and offers to get that result. The planned changes on the Prince Albert and Ville de Douvres would be also and to no doubt a great success.
The engineers had designed new engines by studying it together with the well-known Industrial Engineer Mr. Marchal. The La Flandre got totally new boilers and engines than previous ships. The interior was the same good taste and class like the previous vessels.
The salons second class were in front of the engines and 1st class behind the engines. There were four private cabins connected to the salons. In the front and after the salons were the crew quarters.
The main deck had a 18 meter distance shelter in case of bad weather and there was a restaurant for over 40 persons. On top of the tambours was a promenade deck. All areas were lighted by electrical lights which created a special sphere for that vessel. Heating was provided by American stoves. They were very easy to run and clean.
The ship was tested and immediately put into service.

The La Flandre left Dover on the 18th November 1890 with captain Romyn and did not arrive yet at Ostend at 22.00 hrs. In front of Newport the vessel broke an reduction from the engine and had to drop anchor. A lifeboat was put aside with an officer, quartermaster en four sailors to row to Ostend for help. Because no news was arrived in Ostend at 05.00 hrs. a tug boat was send out to search for the steamer. But it came back later at 10.00 hrs without any result. The Marie Henriette was heated up in order to go and search for the La Flandre. Sometime after 10 a clock the crew arrived with the lifeboat and could report the situation to the relieve of all. No need to say how tension has built up by that time.
The Marie Henriette could depart and arrived at noon with the passengers and parcels from the La Flandre. Later in the afternoon La Flandre arrived in Ostend at 14.00 hrs with the tug boat.

It was on a Sunday 26th July 1891 in the evening when the steamer La Flandre had a collision with captain Romyn and with an English boat l’Amorette. (cpt Dicksonn) which was underway with cole to Portsmouth. The La Flandre left Dover at 20.00 hrs in the dense fog and was running very slow signalling to others ships. It already had to change course three times to let pass a few freight vessels when suddenly a heavy shock occurred. The La Flandre had hit l’Amorette which had not announced its presence. The mail boat stopped and lowered its lifeboat to get and save the crew from the l’Amorette. A few minutes later the l’Amorette disappeared in the sea. The vessel was broken in half.
On arrival at Ostend captain Romyn handed his report to the authorities and the crew from the l’Amorette was brought to the English Embassy.
It was very exceptional as the La Flandre did not have any visible damage. Nothing at all. What make think the l’Amorette must have been a very old lady.
An official inquiry was planned for the coming Monday but according to the crem from La Flandre the l’Amorette had no lights and its signal was very weak.

The packet steamer Victoria belonging to the Chatham Dover Packet Steamer Company had a slight collision with the La Flandre in Dover on the 23rd December 1892 leaving the port and near the Admiralty pier. The damage was not to bad and the vessel could proceed services on time.

It was bad weather on the 12th February 1894 when the La Flandre came into port of Ostend and hit the pier. A few poles were damaged but the vessel only had some scratches.
Later that year on the 13th November La Flandre left Ostend and had some damage due to the bad weather.
Due to a dense fog on the 23rd March 1895 the La Flandre went aground near Folkestone but could release itself some time later without damage. The ship arrived at 06.40 hrs in Dover on Sunday.

A real disaster at sea.

It was Monday 23 December 1895 when a severe collision took place between the steamer and a fishing vessel number 183. The vessel “Eulalie” nr 183 from Cattoor-Molleman was anchored in front of the Ostend kursaal. Despite the fog they were fishing and did not take any precautions to light the prescribed navigation lights in case of fog. (which was confirmed later by the crew from the mail boat).
The mail boat La Flandre under the command of lieutenant Stocker, was about to arrive Ostend that night and did not see any obstacle to enter port. Full ahead ha suddenly felt a heavy shock. The fishing boat was latterly cut in half.
As soon as the captain started the rescue procedure, they have searched for survivors for several hours. Only  Emile Dedrie sailor was able to hold himself on drifting wood and could be saved. He had a broken foot and could be taken care of at the hospital.
The responsibility was for the accident was mainly the blame of the crew which gave the responsibility for the signalisation to an apprentice which had neglected to do that.

A reporter from the paper Le Carillon from 25 December 1895 described his visit to the survivor Emile Dedrie at his home:

“I went at the home of the surviving sailor in the popular quarters of the Franciscusstreet. At the end of the street I found a small house that displays poverty. An impossible staircase and a room with a very low sealing. On a camping bed I find a young man in his twenties. Around the bed are sitting three ladies which one of them I recognise as the wife of the owner of the lost fishing vessel. The others were workers. All of them were in an animated discussion. I avoided to interfere with the talks and  see what I managed to note down from the declaration of Emile Dedrie:

“ After twelve days at sea we wanted to enter port at 23.30 hrs. Outside a distance from the coast near the kursaal the whole crew was on the bridge when we suddenly felt a severe shock. Without realising what happened I found myself sometime later in the water. I could keep myself afloat at a peace of drifting wood.
The mail boat immediately stopped an lower his life boats in order to find survivors. My call was heard and I was picked up by a life boat. After a long and intense search all hope was given up and the mail steamer entered port with more than one hour delay.
I believe my comrades were crushed by the broken wood from the boat on the moment of collision. "

Here are the names of the missing persons:
Vanhoecke Auguste, 38 years, skipper;
Vanhoecke Gust, 12 years, son of previous;
Delplace Désiré, 48 years;
Verschraeye Désiré, 36 years;
Caroen Auguste, 56 years;
Vanduyvenboden, docker.

The same paper reported on the 16th February 1896 that the remains of the skipper Auguste Vanhoecke was found on the beach. The body was in a very advanced state of dissolution and could only be identified by his wife whom recognized his scars and clothes. The man would be buried later in his town Vlissegem.

 

On board the steamer La Flandre a terrible accident occurred on Sunday.

The boat was at the quay when few unloaders started to unload a few wagons of coal at seven a clock in the morning. The coal were transported to the ship in bags of around 60 kilo and discharged in a hole near the bridge of the ship. There the coal fell about six meter deep into the ships loading space. That could take 25 tons.
The first man to unload his bag from the wagon into the ships hole forgot to warn the colleagues below in the ship which were preparing the area to take the load. When he discharged his bag into the whole the whole content came on the head of the poor man below which fell unconscious and could not cry for help. On top of that eight more bags were unloaded into the hole and came on top of the man. Luckily a colleague notice the accident and managed to pull the unconscious man out. Otherwise he would be buried under 25 tons of coal.
He could be saved but was in a very bad condition. Doctor Snoeck was called urgently and could state some fractures and heavy wounds in the face. The man was complaining from heavy internal pains.
The unfortunate man was Joseph Meysman, married and father from seven children. He was brought to his home near the new park. The Police opened an inquiry in order to point the responsible party for the accident. The situation was very serious and desperate.
The newspaper from 7 March 1897 reported following:

“Wrong rumours. The rumour was going around in town that stoker Joseph Meysman, victim from the accident on the mail boat La Flandre, died. But from reliable sources we have been informed these rumours are wrong. The doctors whom are taking care of the man say they will be able to save his life.”

Fire on the mail boat!

The steamer La Flandre left Dover as usual on Wednesday 24th November 1897 under the command of Captain Vandekerckhoven when suddenly after around 20 minutes outside Dover someone shouted “FIRE”.
An immediate panic developed and passengers were running towards the bridge. The captain stopped immediately . The fire was situated in the locker where valuable good were stored and where a hot pipe was situated to provide heating in the crew quarters. This had certainly caused the fire in this area. While the crew tried to save the valuables other were throwing inflammable liquids and burning wood into the sea until all danger was out of the way. A half hour later the fire was under control and the ship could proceed his crossing. The engineers could force the engines a bit and the ship arrived on time in Ostend.

Accident on the mail boat Ostend-Dover on the 9th July 1900.
In the night and on the route Dover-Ostend the steamer La Flandre had broken a blade from the paddle wheel. In fact it was detached an hit the tambour while making a hell of a noise. The vessel could proceed its crossing without too much problems.

The paddle steamer La Flandre had an accident on the 19th January 1901 during its crossing from Ostend to Dover when a axle from the paddle wheel broke. This caused a lot of delay and took the ship out of service for some time. Due to this accident the other steamers had to perform continuously in order to keep the schedules.

In the meantime a wireless station was installed on the vessel in 1902.

It is well known that the November month can give a lot of foggy days. In the newspaper from 17 November 1904 we can read the following text:

“A dense fog is hanging since Monday around town and has become more dense this night. On the pier the canon is shouting loud and the bells are responding on the ships horns. The mail boat La Flandre coming from Dover and expected at 03.00 hrs this morning, waited a few hours in front of the port and arrived only at 07.00 hrs. on port”

Incident on board on Friday the 23rd March 1906.

It was 11.30 hrs. in the morning when a heavy incident occurred in the restaurant 1st Class. The emergency procedure worked but could not handle the situation and the towns fire brigade had to be called for help. It took them only five minutes to arrive and started to fight the fire under a large interest of the public. After 15 minutes the fire was under control but the restaurant was completely destroyed. Due to the severe damage an inquiry was started.
The mail boat was out of service and meant to sail at 03.00 hrs that morning. She was replaced by the Ville de Douvres.
Congratulations to the Ostend fire brigade whom could learn the staff from the mail boat services to fight a fire.

It was 11 January 1909 when the Zeewezen Administration inspected the boilers from the La Flandre and found them to be renewed.

In April 1912 it was even considered how to speed up the mail boats. The steamer La Flandre had left to Antwerp where it would be adjusted with the Canonne system. This system was to get higher speed and was designed by Engineer Canonne. The system would inject air between hull and water in order to reduce resistance.

In the mean time in 1914 the ship was in a poor condition and was laying aside out of service when the Germans arrived at Ostend. When the left Ostend in 1918 they even let the La Flandre sink in the port near the HMS Vindictive in order to block the port.
The wreck was partially blown up in 1920 and later in March/April 1924 the rest was cleared (about 20 meter wreck) and scrapped.

La Flandre in de achterhaven buiten dienst 1914./ La Flandre in the rear port out of service 1914


Flandre & Princesse Clementine Oostende 1904
Foto/Photo August Goethaels