La Flandre werd in 1888 als yard nummer 274 gebouwd bij Cockerill naar model van de Prince Albert en de Ville de Douvres. La Flandre had een lengte van 82,84 m en was 8,84 m breed. De motor van 4300 PK verplaatsten de 1021 ton en haalde een snelheid van 19 knopen. Diepgang 3.62 m.
In juli 1888 werd het schip te water gelaten.
Het was de kans voor Cockerill om de fouten uit het verleden te verbeteren die bij de bouw van de Prince Albert en de Ville de Douvres zijn gemaakt. De Belgische Staat had immers ook twee schepen besteld bij de Engelse scheepswerf van de gebroeders Denny in Dumbarton. Het lastenboek schreef duidelijk voor aan welke eisen dienden te worden voldaan. En dat deed het ook.
De inrichting was zoals de Prince Albert en de Ville de Douvres maar uit de problemen met de techniek had men lessen geleerd. Het was vooral dit keer een wedijver om competitief tegen de Engelsen een schip te bouwen. De reputatie stond op de helling.
In november 1888 werd het schip in Oostende geleverd. Commandant Tettelin was op 15 november met zijn bemanning naar Antwerpen vertrokken om het schip bij Cockerill te halen.
Op vrijdag 16 november kwam dan het schip in Oostende aan.
Ze was om 09u30 uit Antwerpen vertrokken en al om 12u00 aan Vlissingen. Juist op het moment dat de Nederlandse maalboot, de Queensbourough, vertrok. Zoals gewoonlijk bij dergelijke gelegenheid legden de schepen zich op één lijn. Er werden al drie minuten op de La Flandre verloren daar zij nog de rivierloods dienden te ontschepen. Maar het was 12u27 wanneer La Flandre zijn concurrent al kon inhalen. Deze laatste verloor echter de moed niet en zette ter hoogte van de Wandelaar koers naar Engeland. La Flandre had tegen dan al zo’n vijf mijl voorsprong. Het was duidelijk dat het Zeewezen deze keer een solide schip met hoog comfort en techniek in ontvangst had genomen.
De officiële testen waren voorzien op 20 november 1888 maar dienden uitgesteld wegens het slechte weer. De testen werden op zaterdag 1 december uitgevoerd en dit tussen Nieuwpoort en De Panne. Daar haalde men steeds 19 knopen. Het exacte cijfer was 18.985 knopen met 44 toeren per minuut en een kracht van 4000 PK. Dit was een onverwacht succes en de Cockerill werf kon de uitgeloofde premie van 100 000 Fr binnen halen als kroon op het werk voor de vele inspanningen en offers die gemaakt werden. De geplande aanpassingen aan de Prince Albert en Ville de Douvres zouden ongetwijfeld ook tot dergelijk succes leiden.
De ingenieurs hadden de motoren totaal anders bestudeerd samen met de Engelse industrieel Ingenieur M. Marchal. Hierdoor kreeg La Flandre totaal andere boilers en motoren dan de voorgaande stomers. De inrichting was wel van dezelfde goede smaak en duidelijk klasse.
De ruime salons tweede klasse waren vooraan de machines gelegen en de salons 1e klasse achteraan. Er waren vier private cabines per salon. Vooraan de salons waren de bemanningskwartieren.
Het hoofddek was voor een afstand van 18 meter overdekt in geval van onguur weer. En er was een restaurant voor meer dan 40 personen. Boven de tamboeren was een promenadedek.
De ruimten werden verlicht door elektrisch verlichting. Wat een speciaal karakter gaf aan deze nieuw maalboot. De verwarming gebeurde door middel van Amerikaanse kachels die gemakkelijk te onderhouden waren.
Het schip was getest en kon onmiddellijk in december in dienst worden genomen.
La Flandre vertrok te Dover op 18 november 1890 met Cdt Romyn en was om 22u00 nog niet aangekomen. Voor Nieuwpoort brak de reductie van de machine en diende het schip voor anker te gaan. Een boot werd uitgezet met een officier, de kwartiermeester en vier matrozen om naar Oostende te gaan het voorval melden. Omdat er in Oostende geen nieuws was werd al om 5u00 s ’morgens een sleepboot uitgestuurd om de La Flandre te gaan zoeken. Deze kwam zonder resultaat terug om 10u00. De Marie Henriette werd opgewarmd om La Flandre te gaan zoeken. Even na tien uur kwam dan de boot met de bemanning van La Flandre te Oostende aan en kon het nieuws melden. Onnodig te zeggen dat de angst werd weggenomen wanneer dit nieuws toekwam.
De Marie Henriette kon vertrekken en kwam tegen de middag aan met de reizigers en de post van de La Flandre. Later in de namiddag rond 14u00 kwam La Flandre op sleep te Oostende aan.
Het was zondag 26 juli 1891 in de avond wanneer de maalboot La Flandre (Cdt. Romyn) een aanvaring had met een Engelse boot “l’ Amorette” (cpt. Dicksonn) die met een lading kolen onderweg was naar Porthmouth. La Flandre was in de zware mist om 20u00 vertrokken uit Dover en vaarde heel voorzichtig met de nodige signalen en had al twee of driemaal uitgeweken om vrachtschepen te laten passeren wanneer zich plots een hevige schok voordeed. De La Flandre had de l’ Amorette aangevaren die zijn aanwezigheid niet had aangekondigd. De La Flandre stopte onmiddellijk en liet zijn reddingsboot in het water om de bemanning van het aangevaren schip te redden en aan boord te nemen. Enkele minuten later verdween l’Amorette die in twee was gebroken in de zee.
Bij aankomst te Oostende maakt commandant Romy zijn rapport over aan de autoriteiten en werd de bemanning van de l’Amorette naar de Engelse ambassade gebracht.
Wat uitzonderlijk was is dat de La Flandre geen enkel schade had opgelopen. Hoe klein maar ook. Wat doet vermoeden dat de Engelse boot niet meer van de jongste was.
Een officieel onderzoek zou pas de volgende maandag plaats hebben. Volgens de bemanning voer de l’Amorette zonder lichten en was zijn signaal heel zwak.
De pakketboot Victoria behorende aan de Chatham Dover Packet Steamer Company had op vrijdag avond 23 december 1892 bij het verlaten van Dover aan de Admiralty pier met de La Flandre een aanvaring. De schade aan de maalboot was niet zo erg en het schip kwam op schema aan in Oostende
Op maandag 12 februari 1894 rond 04u00 kwam de La Flandre in het slechte weer aan in Oostende en raakte het staketsel. Hierbij werden enkel palen beschadigd. De maalboot had een weinig averij.
La Flandre liep op dinsdag 13 november 1894 bij het verlaten van Oostende in het slechte weer wat schade op.
De La Flandre was op 23 maart 1895 door de dikke mist nabij Folkestone aan de grond gelopen maar kon even later weer vrij komen zonder enige schade. Het schip is zondag om 06u40 in Dover aangekomen..
Een drama op zee.
Op maandag 23 december 1895 had voor de haven van Oostende een zware aanvaring plaats met de sloep N° 183. De sloep “Eulalie” nr 183 van Cattoor-Mollemans die voor anker was gegaan ter hoogte van het kursaal.
Ongeacht de mist waren ze aan het vissen en namen geen voorzorgen om de reglementaire lichten te ontsteken. (Wat door de bemanning van de maalboot achteraf werd bevestigd).
De maalboot La Flandre onder bevel van luitenant Stocker, diende in die nacht aan te komen, zag geen enkel obstakel en liep door wanneer plots een hevig schok werd gevoeld. De vissersboot werd werkelijk in twee gevaren.
Zodra de commandant de reddingsprocedure had gestart werd nog hele tijd uren naar overlevenden gezocht. Enkel matroos Emile Dedrie kon zich nog aan een drijvende balk vast houden en kon gered. Hij had zijn voet gebroken en kon in het hospitaal worden verzorgd.
De verantwoordelijkheid van het ongeval was enkel te wijten aan de bemanning van de sloep die de verantwoordelijkheid voor signalisatie aan een matroos had overgelaten en dit had verwaarloosd.
De reporter van de krant Le Carillon van 25 dec. beschrijft zijn bezoek aan de overlevende Emile Dedrie als volgt:
“Ik ben bij de overlevende ter plaatse geweest in het populaire kwartier in de Franciscusstraat. Op het einde van de straat een klein huisje dat misérie uitstraalt. Een onmogelijke trap, een kamer met zeer laag plafond. Op een kampeerbed ligt een jonge man van zo’n twintig jaar. Rond het bed drie vrouwen waaronder ik de vrouw van de ongelukkige booteigenaar herken en twee arbeidsters. Allen waren in een gesprek en geanimeerde discussie. Ik vermijd dat de gesprekken worden onderbroken en zie wat ik heb kunnen noteren in de verklaring van de geredde matroos Dedrie Emile.” :
“Na 12 dagen op zee wilden we om 23u30 in de haven binnen varen. Ter hoogte van de kursaal en op een afstand van de kust, was de ganse bemanning op de brug en waren de reglementaire lichten gehesen wanneer we plots een hevige schok voelden. Zonder het te beseffen wat er gebeurde lag ik een beetje later in het water. Ik kon me aan een stuk hout vast houden.
De maalboot die onmiddellijk stopte, zette zijn reddingsboten uit om de slachtoffers te vinden. Mijn geroep werd gehoord en ik kon aan boord worden gehesen. Na lang intens zoeken werd de hoop opgeheven en startte de maalboot om met meer dan één uur vertraging aan te komen.
Ik geloof dat mijn kameraden bij de aanvaring door het gebroken hout van de boot werden vermorzeld.”
Hier de namen van de verdwenen mannen:
Vanhoecke Auguste, 38 jaar, schipper;
Vanhoecke Gust, 12 jaar, zoon van voorgaande;
Delplace Désiré, 48 jaar;
Verschraeye Désiré, 36 jaar;
Caroen Auguste, 56 jaar;
Vanduyvenboden, bootroeier.
Dezelfde krant wist op 16 februari 1896 te melden dat op 13 februari het lijk van de eigenaar Auguste Vanhoecke is gevonden. Het lijk was in vergevorderde staat van ontbinding kon enkel door de echtgenote aan de hand van littekens en kleren worden herkend. De man zou even later te Vlissegem worden begraven.
Ongeval door onvoorzichtigheid op 1 maart 1897.
Aan boord van maalboot La Flandre die de zondag aan de kaai lag afgemeerd deed zich een vreselijk ongeval voor. Rond 7u00 in de morgen waren enkele lossers begonnen met het lossen van vijf wagons briketten voor de maalboot. De briketten die in zakken van zo’n zestig kilogram werden getransporteerd, werden dan gelost in een opening ter hoogte van de brug van het schip. Die vallen dan zo’n zes meter naar beneden in een ruim dat 25 ton kan opslaan.
De eerste losser die de zak uitgoot was vergeten de mensen in het ruim te verwittigen die daar de restanten van de briketten aan het ordenen waren. De volledige inhoud van de zak kwam op het hoofd van een ongelukkige terecht die bewusteloos viel en de anderen niet kon verwittigen. Daarop kreeg hij nogmaals de inhoud van een achttal zakken op zijn lichaam. Gelukkig had één van zijn collega’s het opgemerkt en kon het slachtoffer uit zijn kritieke toestand halen. Anders zou hij met de ganse lading van 25 ton kolen zijn bedolven.
Hij kon uit zijn situatie gehaald worden maar in een zeer slechte staat. De dokter Snoeck werd dringend opgeroepen en kon breuken en zware verwondingen in het gezicht vaststellen. Tevens klaagde de man van inwendige pijnen.
De ongelukkige Joseph Meysman was 40 jaar, getrouwd en vader van zeven kinderen. Hij werd naar huis gebracht in het kwartier van het nieuwe park.
De Politie voerde ook grondig onderzoek om de verantwoordelijke van het ongeval te kunnen vinden. Naar men had vernomen was de toestand wanhopig.
In de krant van 7 maart verscheen echter het volgende:
“Foute geruchten. Het gerucht deed de ronde dat stoker Joseph Meysman, slachtoffer van het ongeval op de maalboot La Flandre aan zijn verwondingen zou overleden zijn.
Uit goede bron hebben wij vernomen dat deze geruchten fout zijn. De dokters die hem verzorgen hopen hem het leven te kunnen redden.”
Brand op de maalboot!
De maalboot La Flandre verliet Dover zoals gewoonlijk om middernacht op woensdag 24 november 1897 onder bevel van commandant Vandekerckoven wanneer na zo’n twintig minuten buiten Dover werd “brand” geroepen.
Er ontstond begrijpelijk een onmiddellijke paniek waardoor een stormloop naar de brug ontstond. De kapitein deed onmiddellijk stoppen. Het vuur deed zich voor in de ruimte waar waarde stukken werden geplaatst en waar een warme buis door liep om de ruimte van de matrozen te verwarmen. Daardoor was ongetwijfeld vuur ontstaan in deze ruimte. Terwijl de matrozen de waarde stukken probeerden te redden werden de ontvlambare vloeistoffen en branden hout in zee gegooid tot alle gevaar geweken was. Een half uur later kon de maalboot de reis terug aanvatten en met een tandje bij op de motor toch nog op schematijd in Oostende aankomen.
Ongeval op de maalboot Oostende-Dover op 9 juli 1900.
In de nacht en op het traject Dover-Oostende heeft de La Flandre een blad van het stuurboord rad gebroken. Het losgekomen blad sloeg tegen de tamboer en maakte een hels geluid op de brug. De maalboot kon haar reis verder zonder al teveel problemen.
De pakketboot La Flandre heeft zaterdagavond 19 januari 1901 een ongeval gehad tijdens de overtocht Oostende naar Dover waarbij de as van het wiel brak. Hierdoor werd er vertraging opgelopen en dient het schip uit dienst en hersteld. Ten gevolge van het ongeval dienen de andere vaartuigen praktisch continu de overtochten te verzorgen.
Ondertussen werd in 1902 een zendstation aan boord geplaatst.
Het is wel normaal in die tijd van het jaar en weten dat in de novembermaand soms hardnekkig mistig kan zijn. Op 17 november 1904 meld de krant:
“Een hardnekkige mist hangt sinds maandag avond over de stad en is deze nacht nog dichter geworden. Op het staketsel buldert het canon en luid de klok in antwoord op de scheepshoorn.
De maalboot La Flandre, komende van Dover en verwacht om 03u00 deze morgen, diende enkele uren te wachten en is pas om 7u00 in de haven aangekomen.”
Incident aan boord van de maalboot La Flandre op vrijdag 23 maart 1906.
Om 11u30 in de morgen was er in het restaurant 1e klasse een zwaar incident. De noodprocedure van de maalboot heeft gewerkt maar was ontoereikend waardoor de brandweer van Oostende diende opgeroepen.
Reeds vijf minuten na de oproep waren de pompiers ter plaatse en konden efficiënt onder publieke belangstelling de brand aanpakken.
Na een kwartier kond de brandweer de brand meester maar was het restaurant 1e klasse was volledig vernield. De schade was aanzienlijk en een onderzoek werd geopend.
De maalboot is buiten dienst en was bedoeld om 03u00 af te varen. Ze werd vervangen door de Ville de Douvres. Gefeliciteerd aan de brandweer die een les konden geven aan het personeel van de Staat.
Het was 11 januari 1909 wanneer de administratie van het Zeewezen de boilers van de maalboot La Flandre bezocht en advies uitbracht dat de boilers dienden vernieuwd te worden.
In april 1912 werd bekeken hoe de snelheid van de maalboten op te voeren.
De maalboot La Flandre was naar Antwerpen vertrokken waar ze zou worden aangepast met een Canonne systeem. Dit systeem om hogere snelheden te halen werd ontworpen door Ir Canonne waarbij lucht word ingeblazen tussen de romp en het water.
Ondertussen was het schip in 1914 in slechte staat en in Oostende achtergelaten bij de inval van de Duitse troepen. Bij het verlaten van Oostende op het einde van de oorlog hebben de Duitsers de La Flandre in de haven laten zinken teneinde de haven te blokkeren.
In 1920 werd het wrak deels opgeblazen en later in maart/april 1924 werd het deel van het resterend verzande schip (+/- 20 meter) tot schroot verwerkt.